Nog eenigen tijd, nadat het schip was begonnen te zeilen, wenkte Koslou met zijnen hoed, terwijl zijne echtgenoote met haren zakdoek wuifde, en de kinderen hunne hoeden omhoog wierpen of witte doeken zwaaiden.
XVI.
De terugkomst.
BESLUIT.
Wij zullen den graaf niet gedurende zijne terugreis naar het vaderland vergezellen. Het zij genoeg, dat wij onzen lezers zijne behouden terugkomst aldaar mededeelen. Hij vernam, dat men hem overal voor dood hield; weshalve hij het als zeer noodzakelijk beschouwde, dat de tijding van zijn leven en zijne aankomst aan zijne familie met groote voorzigtigheid werd bekend gemaakt.
Hij wendde zich te dien einde aan den heer Horst, eenen vriend uit zijnen jeugd, die, niet ver van den rijweg, een paar mijlen van Sterreveld, woonde. Het verschafte den heer Horst eene onbeschrijfelijke vreugde, dat hij den doodgewaanden vriend gezond en levend mogt begroeten. Hij gaf August groot gelijk, toen deze hem had medegedeeld, dat hij, voorzigtigheidshalve, zich tot eenen derde had gewend, om de verblijdende tijding aan zijne moeder en zijne zusters bekend te maken. Volgaarne nam hij dezen last op zich.
Beiden kwamen nu overeen, dat mevrouw Horst en hare zuster nog dien eigen dag naar Sterreveld zouden rijden, om de gravin en hare dochters, bij welke zij[58] dikwijls een bezoek gingen afleggen, op het terugkomen van den doodgewaanden zoon en broeder voor te bereiden. Tegen den avond vertrokken August en de heer Horst ook derwaarts. De tijding, dat graaf August van Sterreveld nog in leven was en denzelfden avond verwacht werd, had zich, om zoo te spreken, als een loopend vuurtje door het graafschap verspreid. Toen August met zijnen vriend het slot naderde, zag hij, dat men reeds eene eerepoort van frisch groen voor hem had opgerigt, die met allerlei bloemen was versierd. Eene menigte van landlieden begroetten hem met luide jubeltoonen. Onder aan de poort van het slot stond de gravin met hare dochters. Bijna de geheele adel uit den omtrek had zich bij haar gevoegd. In sprakelooze verrukking klemde de gravin den voor haar als uit het graf verrezenen zoon aan het hart. Zich van haar losmakend, zonk August in de armen zijner zuster. Geen enkel oog bleef bij deze gelegenheid droog!
Ook George werd door het landvolk met groote vreugde en luid gejuich verwelkomd. "Ei, zie eens aan!" riepen eenige jonge boeren, die met hem waren opgegroeid, "daar is hij ook weer!" "Nu, wij danken God, dat gij gezond en wel weer hier zijt!"
Het volk omringde hem aan alle kanten en ieder beijverde zich om hem de hand te drukken. "Sakkerloot!" riep George ten laatste uit: "drukt mij nu maar niet dood!" Vriendelijk en trouwhartig ging hij den geheelen kring rond, en schudde ieder hartelijk de hand. "Maar," vroegen allen hem thans, "hoe zijt gij toch zoo gelukkig aan het doodvriezen en het verhongeren ontkomen?" "Ei," antwoordde hij, "door de goedheid en hulp van eenen rijken Russischen edelman.[59] Maar," zoo vervolgde hij, "wat zult gij nu wel zeggen, als ik u verhaal, dat deze deftige Russische heer in vroegeren tijd geiten heeft gehoed, en dat wel in deze streken?" "Wat?" riepen allen verbaasd uit, "is het mogelijk!" "Ja, ja," luidde het antwoord van George, "en de meesten van u hebben hem zeer goed gekend! Dirk Snel, de arme herdersknaap, is tegenwoordig een groot heer, een Russisch edelman! Gij ziet, dat een mensch het ver kan brengen, die een braaf hart, een goed verstand en daarbij lust en liefde voor den arbeid heeft. Laat het voorbeeld van Dirk Snel ons allen tot navolging aansporen!"
Toen George deze woorden gesproken had, ontstond en eene groote opschudding onder het volk; want zijne ouders drongen thans door de landlieden heen, om hunnen zoon te bereiken. Zoodra George bij den heer Horst was aangekomen, had hij eenen bode naar zijne ouders gezonden, die hun zijne terugkomst zou bekend maken. Vader en moeder sloten hem beurtelings in de armen, en bragten hem, terwijl hij in hun midden ging, juichende naar hunne woning.
Middelerwijl hadden de gravin, hare zoon, de freules, de tegenwoordig zijnde adel, de ambtenaren en geestelijken zich naar de groote zaal begeven, waar August zijne ontmoetingen uitvoerig moest verhalen. Met groote levendigheid en innige aandoening schilderde hij de dankbaarheid en het edelmoedige gedrag van den heer van Koslou, den voormaligen herdersknaap.
"Waarlijk," merkte de heer Horst aan, "dat is een zeer buitengewoon voorbeeld van dankbaarheid! Echter vrees ik, dat dit geval tot de uitzonderingen behoort. Zulke dankbare armen zal men maar weinig in de wereld aantreffen!"
[60]"Het is mogelijk, dat gij gelijk hebt," antwoordde de gravin. "Zulks moet ons echter nooit beletten, weldadig te zijn. Ook dan, wanneer wij geene dankbaarheid ondervinden, is en blijft weldadigheid een godgevallig werk!"
Mevrouw Horst zeide: "even buitengewoon als, in dit geval, de dankbaarheid van den beweldadigde was, even zoo zeldzaam, edel, verstandig en teergevoelig was de wijze, waarop de familie van Sterreveld hare weldaden bewees. Daarom bragt deze, naar mijn inzien, zulke heerlijke vruchten voort."
Doch de gravin hernam: "wat wij deden, was weinig! In het vervolg willen wij echter zoo weldadig jegens de armen zijn, als onze krachten maar toelaten. Wie rijkelijk zaait, zal altijd, hetzij hier, hetzij aan gindsche zijde van het graf, ook rijkelijk oogsten!"
Toen het talrijke gezelschap langzamerhand vertrokken was, sprak August: "laat ons nu nog eenige oogenblikken naar den tuin gaan, en in uw lievelingsboschje vertoeven! Gij, lieve moeder, waart vroeger althans gewend, nadat gij gezelschap hadt gehad, nog eenen tijd lang in den kleinen kring uwer kinderen het zoet genot der stille, huiselijke vreugde te smaken. Dezen avond kunnen wij zoo regt vrolijk en hartelijk bij elkander zitten! Op die afgrijselijke sneeuwvelden reikhalsde ik vaak naar u en mijne dierbare zusters; en dan verrees vaak het beeld van ons bekoorlijk boschje voor mijnen geest."
[xi]
Steendr.v.P.W.M.Trap.
[xii]
Zij gingen in den tuin, en doorwandelden onder gesprekken, die van innige liefde getuigden, de lanen van het naburige boschje. Reeds ging de zon onder, en hare stralen kleurden bloesems en bladeren rood. Alles was kalm en stil.
1 comment