Maar mijn vriendinnen vindt hij erg kinderachtig en daar heeft hij gelijk in.

Je Anne.

Zondagochtend, 5 Juli 1942

Lieve Kitty,

De promotie Vrijdag in de Joodse Schouwburg is naar wens verlopen. Mijn rapport is helemaal niet zo slecht, ik heb één onvoldoende, een vijf voor algebra, twee zessen, verder allemaal zevens en twee achten. Thuis waren ze wel blij, maar mijn ouders zijn in cijferaangelegenheden heel anders dan andere ouders. Ze trekken zich nooit iets van goede of slechte rapporten aan en letten er alleen op of ik gezond ben, niet te brutaal en pret heb; als deze dingen in orde zijn, komt al het andere wel vanzelf. Ik ben het tegendeel, ik wil geen slechte leerling zijn, ik ben voorwaardelijk op het Lyceum aangenomen, omdat ik eigenlijk nog in de zevende klas van de 6de Montessorischool had moeten blijven. Maar toen alle Joodse kinderen naar Joodse scholen moesten, nam de directeur mij en Lies, na wat heen en weer gepraat, voorwaardelijk op. En ik wil zijn vertrouwen niet beschamen. Mijn zuster Margot heeft ook haar rapport, schitterend zoals gewoonlijk. Als cum laude bij ons zou bestaan, was ze zeker met lof overgegaan, zo'n knappe bol!

Vader is de laatste tijd veel thuis, in de zaak heeft hij niets meer te zoeken; naar gevoel moet dat zijn om je nu zo overbodig te voelen. Mijnheer Koophuis heeft de Travies overgenomen en mijnheer Kraler de firma Kolen & Co. Toen we een paar dagen geleden samen om ons pleintje wandelden, begon vader over onderduiken te praten. Hij had het er over, dat het erg moeilijk voor ons zal zijn om helemaal afgescheiden van de wereld te leven. Ik vroeg hem, waarom hij daar nu al over sprak. ‘Ja, Anne’, zei hij daarop, ‘je weet dat we al meer dan een jaar kleren, levensmiddelen en meubelen naar andere mensen brengen. Wij willen onze goederen niet in de handen van de Duitsers laten vallen, maar nog minder willen wij zelf gepakt worden. Wij zullen daarom uit onszelf weggaan en niet wachten, tot we gehaald worden’.

‘Maar vader, wanneer dan?’ Ik werd angstig door de ernst, waarmee vader dit zo zei.

‘Maak je daar maar niet ongerust over, dat regelen wij wel, geniet van je onbezorgd leventje, zolang je er van genieten kunt’. Dat was alles. O laat de vervulling van deze sombere woorden nog lang verre blijven!

Je Anne.

Woensdag, 8 Juli 1942

Lieve Kitty,

Vanaf Zondagmorgen tot nu lijkt een afstand van jaren. Er is zoveel gebeurd, dat het is alsof de hele wereld zich plotseling omgedraaid heeft. Maar Kitty, je merkt dat ik nog leef en dat is de hoofdzaak, zegt vader.

Ja, inderdaad, ik leef nog, maar vraag niet waar en hoe. Ik denk dat je vandaag helemaal niets van me begrijpt, daarom zal ik maar beginnen met je te vertellen wat er Zondagmiddag gebeurd is.

Om 3 uur (Harry was even weggegaan, om later terug te komen) belde er iemand aan de deur. Ik hoorde het niet, daar ik lui in een ligstoel op de veranda in de zon lag te lezen. Even later verscheen Margot in opgewonden toestand aan de keukendeur. ‘Er is een oproep van de S.S. voor vader gekomen’, fluisterde ze, ‘moeder is al naar mijnheer van Daan gegaan’. (Van Daan is een goede kennis en medewerker in papa's zaak.) Ik schrok ontzettend, een oproep, iedereen weet wat dat betekent; concentratiekampen en eenzame cellen zag ik al in mijn geest opdoemen en daarnaartoe zouden wij vader laten vertrekken. ‘Hij gaat natuurlijk niet’, verklaarde Margot mij, toen wij in de kamer op moeder zaten te wachten.

‘Moeder is naar Van Daan om te bespreken, of we morgen naar onze schuilplaats zullen vertrekken. De Van Daans gaan met ons mee onderduiken, we zijn dan met ons zevenen’. Stilte. We konden niet meer spreken, de gedachte aan vader, die geen kwaad vermoedend op bezoek was bij oude mensen in de Joodse Invalide, het wachten op moeder, de warmte, de spanning, dat alles deed ons zwijgen.

Plotseling werd er weer gebeld.