Vader en ik vatten post aan de deur om te horen, wanneer de man zou vertrekken. Na een kwartier aan het werk geweest te zijn, legde hij daarbuiten zijn hamer en andere gereedschappen op onze kast (zo meenden we) en klopte aan onze deur. We werden wit, zou hij dus toch iets gehoord hebben en nu dit geheimzinnige gevaarte willen onderzoeken? Het scheen zo, het kloppen, trekken, duwen en rukken hield aan. Ik viel haast flauw van angst bij de gedachte dat het dien wildvreemden man mocht gelukken onze mooie schuilplaats te ontmantelen. En net dacht ik, dat ik de langste tijd geleefd had, toen ik mijnheer Koophuis hoorde zeggen: ‘Doe even open, ik ben het’. Dadelijk openden we. De haak, waarmee de deurkast vastzit en die door ingewijden ook van buiten verwijderd kan worden, was gaan klemmen; daardoor had niemand ons voor den timmerman kunnen waarschuwen. De man was nu naar beneden gegaan en Koophuis wilde Elli halen, doch kreeg de kast weer niet open.

Ik kan je zeggen, dat ik niet weinig opgelucht was. De man, van wien ik meende dat hij bij ons binnen wou, had in mijn verbeelding steeds groter vormen aangenomen, op het laatst leek hij op een reus en was zo'n fascist als er geen ergere bestaat.

Hè, hè, gelukkig is het voor deze keer weer goed met ons afgelopen.

Intussen hadden we Maandag veel plezier. Miep en Henk hebben bij ons overnacht. Margot en ik waren voor een nacht bij vader en moeder komen slapen, zodat het echtpaar Van Santen onze plaats kon innemen. Het eten smaakte heerlijk. Een kleine interruptie was, dat vaders lamp kortsluiting veroorzaakte en wij eensklaps in het donker zaten. Wat te doen? Nieuwe stoppen waren wel in huis, maar die moesten helemaal achter in het donkere magazijn ingezet worden en dat was niet zo'n prettig werkje 's avonds. Toch waagden de heren het er op en na 10 minuten kon onze kaarsenilluminatie weer opgeborgen worden.

Vanochtend was ik al vroeg op. Henk moest al om half negen weggaan. Na een gezellig ontbijt trok Miep naar beneden. Het goot en ze was blij dat ze nu niet op de fiets naar kantoor hoefde te rijden.

Elli komt volgende week ook eens op nachtbezoek.

Je Anne.

Donderdag, 29 October 1942

Lieve Kitty,

Ik ben danig ongerust, vader is ziek. Hij heeft hoge koorts en rode uitslag, het lijken wel de mazelen. Stel je voor, we kunnen niet eens den dokter halen! Moeder laat hem goed transpireren, misschien gaat de koorts daardoor omlaag.

Vanochtend vertelde Miep dat de woning van Van Daan ontmeubeld is. We hebben het mevrouw nog niet verteld, ze is toch al zo zenuwachtig de laatste tijd en we hebben geen zin nog een jeremiade aan te horen over haar mooie servies en haar fijne stoeltjes, die thuis gebleven zijn. Wij hebben ook haast alles wat mooi was in de steek moeten laten; wat helpt nu nog dat geklaag?

De laatste tijd mag ik wat meer volwassenen-boeken lezen. Ik ben nu bezig met Eva's jeugd van Nico van Suchtelen. Het verschil tussen meisjesromans en dit vind ik niet zo erg groot. Wel staan er ook dingen in over het verkopen van hun lichaam door vrouwen aan onbekende mannen in straatjes. Ze vragen er een schep geld voor. Ik zou me doodschamen tegenover zo'n man. Verder staat er ook in, dat Eva ongesteld is geworden; hè, daar verlang ik zo naar, het lijkt me zo gewichtig.

Vader heeft Goethes en Schillers drama's uit de grote kast gehaald, hij wil me elke avond wat gaan voorlezen. Met Don Carlos zijn we al begonnen.

Om vaders goede voorbeeld te volgen heeft moeder me haar gebedenboek in handen gestopt. Voor mijn fatsoen heb ik wat gebeden in het Duits gelezen; ik vind het wel mooi, maar het zegt me niet veel.