Vanochtend wachtte hij weer op me en in het vervolg zal het nu wel zo blijven.

Je Anne.

Dinsdag, 30 Juni 1942

Lieve Kitty,

Tot vandaag toe kon ik heus geen tijd vinden om weer te schrijven. Donderdag was ik de hele middag bij kennissen, Vrijdag hadden we visite en zo ging het door tot vandaag. Harry en ik hebben elkaar in die week goed leren kennen, hij heeft me veel van zijn leven verteld; hij is zonder zijn ouders hier in Nederland gekomen bij zijn grootouders. Zijn ouders zijn in België.

Harry had een meisje, Fanny, ik ken haar als een voorbeeld van zachtheid en saaiheid. Sinds hij mij ontmoet heeft, is Harry tot de ontdekking gekomen, dat hij aan Fanny's zijde inslaapt. Ik ben dus zo'n soort wakkerhoudmiddel, een mens weet nooit waar hij nog eens voor gebruikt wordt.

Zaterdagavond heeft Jopie bij me geslapen, maar Zondagmiddag was ze bij Lies en ik heb me doodverveeld. Harry zou 's avonds bij mij komen, maar bij zessen belde hij op. Ik ging naar de telefoon, toen zei hij: ‘Hier is Harry Goldberg, mag ik Anne alstublieft even spreken?’

‘Ja, Harry, hier is Anne’.

‘Dag Anne, hoe gaat het met je?’

‘Goed, dank je wel’.

‘Ik moet je tot mijn spijt zeggen, dat ik vanavond niet bij je kan komen, maar ik zou je nu nog wel even willen spreken; is het goed dat ik over tien minuten voor je deur ben?’

‘Ja, dat is goed, nou dáág!!!’

‘Dáág, ik kom direct’.

Hoorn neer.

Ik ben me gauw gaan verkleden en heb mijn haar een beetje opgedoft. Toen ben ik zenuwachtig uit het raam gaan hangen. Eindelijk kwam hij er aan. Wonder boven wonder ben ik niet meteen de trap afgesuisd, maar heb rustig afgewacht tot hij gebeld heeft. Ik ging naar beneden en hij viel meteen met de deur in huis.

‘Zeg Anne, mijn grootmoeder vindt jou nog te jong om geregeld mee om te gaan en ze zegt, dat ik naar de Leurs moet gaan, maar je weet misschien, dat ik niet meer met Fanny omga!’

‘Neen, hoezo, hebben jullie ruzie gehad?’

‘Neen, integendeel, ik heb tegen Fanny gezegd, dat we toch niet goed met elkaar konden opschieten en dat we daarom maar niet meer met elkaar om moesten gaan, maar dat Fanny bij ons nog heel welkom was, en dat ik hoopte, dat ik dat ook bij haar was. Ik dacht namelijk dat Fanny met een anderen jongen rondzwierf en heb haar daar ook naar behandeld. Maar dat was helemaal niet waar, en nu zei mijn oom dat ik Fanny excuus moest aanbieden, maar dat wilde ik natuurlijk niet en daarom heb ik het uitgemaakt. Maar dat was maar een van de vele redenen. Mijn grootmoeder wil namelijk dat ik naar Fanny ga, en niet naar jou, maar daar denk ik niet over; oude mensen hebben soms erg ouderwetse begrippen en daar kan ik me niet naar richten. Ik heb mijn grootouders wel nodig, maar in zekere zin hebben zij mij toch ook nodig.

Nu heb ik voortaan Woensdagavonds altijd vrij, omdat ik voor mijn grootouders naar houtsnijles ga, maar in werkelijkheid ga ik naar zo'n clubje van de zionistische beweging. Dat mag ik niet, omdat mijn grootouders erg tegen het zionisme zijn. Ik ben er ook niet fanatiek vóór, maar ik voel er wel wat voor en interesseer me er voor. Maar de laatste tijd is het daar ook zo'n rommelzootje, dat ik van plan ben er uit te gaan en daarom is Woensdagavond de laatste avond dat ik er naar toe ga. Dan kan ik dus Woensdagavond, Zaterdagmiddag, Zaterdagavond, Zondagmiddag en misschien nog wel vaker met jou omgaan’.

‘Maar als je grootouders het nu niet willen, dan moet jij het toch niet achter hun rug doen!’

‘Liefde laat zich nu eenmaal niet dwingen’.

Toen kwamen we langs de boekhandel op de hoek en daar stond Peter Wessel met nog twee jongens; het is voor het eerst in lange tijd dat hij me weer groette en ik had er echt plezier in.

Harry en ik liepen intussen steeds maar blokjes en het eind van het liedje was een afspraak, dat ik de volgende avond om vijf minuten voor zeven in Harry's stoep zou staan.

Je Anne.

Vrijdag, 3 Juli 1942

Lieve Kitty,

Gisteren was Harry bij ons thuis om met mijn ouders kennis te maken. Ik had taart en snoep gehaald, thee en koekjes, van alles was er, maar Harry noch ik hadden zin om zo naast elkaar op een stoel te blijven zitten, we zijn gaan wandelen en pas om 10 over 8 werd ik thuis afgeleverd. Vader was erg kwaad, vond het geen manier dat ik te laat thuis was, omdat het voor Joden gevaarlijk is na 8 uur buiten te zijn en ik moest beloven in het vervolg al om 10 minuten vóór acht binnen te zijn.

Morgen ben ik bij hem gevraagd. Mijn vriendin Jopie plaagt me steeds met Harry. Ik ben heus niet verliefd, o neen, ik mag toch wel vrienden hebben, niemand ziet er iets in, dat ik een vriendje heb of, zoals moeder het uitdrukt, een cavalier.

Eva heeft me verteld, dat Harry op een avond bij haar was en dat zij aan hem vroeg: ‘Wie vind je aardiger, Fanny of Anne?’ Toen zei hij: ‘Dat gaat je niets aan’. Maar toen hij de deur uitging, (ze hadden de hele avond niet meer samen gekletst) zei hij: ‘Nou, Anne hoor, daag, en aan niemand vertellen’. Floep, ging hij de deur uit.

Je kunt aan alles merken dat Harry nu verliefd op mij is, en dat vind ik voor de afwisseling wel leuk. Margot zou zeggen: ‘Harry is een erg geschikt joch’, en dat vind ik ook en nog wel meer dan dat. Moeder zit hem ook ontzettend te roemen, een knap joch (van gezicht dan), een beleefde jongen en een aardige jongen; ik ben blij dat Harry bij alle huisgenoten zo in de smaak valt. Hij mag ze ook graag.