In éen woord, de woningen der menschen
zijn in den laatsten tijd over 't algemeen alleszins bekoorlijk. De
menschen hebben zich een heel eind laten opvoeden. Toch moet men om
eerlijk te zijn verklaren, dat het buitengewone slagen der
omwenteling in huisversiering, meubileering en wat daarbij behoort,
in den grond niet te danken is aan de meerderheid van het publiek
dat een bijzonder goeden smaak in dergelijke zaken zoû ontwikkeld
hebben. Wij danken het in hoofdzaak aan het feit dat de
vervaardigers van gebruiksvoorwerpen zoo zeer het genot waardeerden
van iets schoons te maken, en tot een zoo felle bewustheid
ontwaakten van de leelijkheid en platheid van wat het publiek hun
vóor dien tijd te leveren vroeg, dat zij zijn smakeloosheid
eenvoudig uithongerden. Het zoû op het oogenblik niet mogelijk
blijken een vertrek te meubelen zooals dat enkele jaren terug
geschiedde, zonder voor het minste ding naar een uitverkoop te gaan
van tweedehands-meubelen, afkomstig uit een of ander derderangsch
pension. Zulke zaken worden niet meer vervaardigd. Al hebben zij er
nog zooveel op tegen, de menschen zijn tegenwoordig gedwongen iets
bekoorlijks in hun omgeving te hebben. Tot hun geluk is hun
aanmatiging van gezag op dit kunstterrein op een volslagen fiasco
uitgeloopen.
Het is dus klaarblijkelijk dat alle gezag op dergelijk gebied
slecht is. De menschen vragen iemand wel eens welke regeeringsvorm
aanpassend is voor een kunstenaar om onder te leven. Op deze vraag
is maar éen antwoord. De regeeringsvorm die het best aanpassend is
voor den kunstenaar, is volstrekt geen regeering. Gezagsoefening
over hem en zijn kunst is belachelijk. Men heeft wel beweerd dat
kunstenaars juist onder het bewind van despoten verrukkelijk werk
hebben voortgebracht. Dat is geen zuivere bewering. Kunstenaars
hebben despoten wel bezocht, niet als onderdanen, over wie dezen
geweld oefenden, maar als rondreizende scheppers van wonderen, als
vagebonden van een betooverende persoonlijkheid, die zij onthaalden
en voor zich trachtten te winnen en wien zij ongestoorde rust
bezorgden om te kunnen scheppen. Ten gunste van den despoot kan men
aanvoeren dat hij een individu is en dus cultuur kan bezitten,
terwijl de menigte een monster zonder is. Iemand die keizer of
koning is, kan zich bukken om een penseel op te rapen voor een
schilder, maar wanneer de menigte neêrbukt is het enkel om met vuil
te gooien. En toch behoeft zij zich niet zoo diep te bukken als een
keizer, of liever, om met vuil te gooien behoeven zij zich
heelemaal niet te bukken. Maar het is niet noodig scheiding te
maken tusschen alleenheerscher en menigte: alle gezag is
gelijkelijk slecht.
Ik onderscheid drie soorten despoten: den despoot die den baas
speelt over het lichaam, den despoot die den baas speelt over de
ziel, en den despoot die over ziel en lichaam den baas wil spelen.
De eerste heet vorst, de tweede paus, de derde het volk. De vorst
kan beschaving hebben. Daar zijn vele voorbeelden van geweest. Toch
schuilt er gevaar in den vorst. Denk aan Dante en het bittere feest
in Verona, aan Tasso en de krankzinnigencel in Ferrara. Het is
beter voor den kunstenaar niet met vorsten te doen te hebben. Een
paus kan een man van beschaving zijn. Veel pausen bewijzen het, de
slechte pausen waren het zeker. De slechte pausen beminden de
schoonheid bijna even hartstochtelijk, ja met even veel hartstocht,
als de goede pausen de gedachte haatten. Aan de verdorvenheid van
verscheiden pausen is het menschdom veel verschuldigd. De
deugdelijkheid van vele pausen is tegenover het menschdom
schrikkelijk in schuld gebleven. Al heeft het Vaticaan enkel de
rhetoriek van zijn donderslagen behouden en zijn bliksemschichten
prijs moeten geven, toch is het beter voor den kunstenaar niet met
pausen van doen te hebben.
1 comment