Wanneer den schrijver na zijn gevangenschap langer en
gelukkiger jaren bestemd waren geweest, zoû hij mogelijk in een
derde geschrift de synthese dezer beide hebben gegeven? Het zoû een
buitengemeen boek hebben kunnen worden. "De toekomst is wat
kunstenaars zijn," zegt hij. En zijn niet kunstenaars de
bevoorrechten in wie vroeger of later vreugd en leed samenbloeien
tot éenzelfde schoonheid?
De menschelijke persoonlijkheid die in haar heidensche jeugd
zich door vreugde meende te kunnen verwezenlijken, maar wier groei
overwoekerd werd door de materiëele anarchie van het Romeinsche
Keizerrijk; die in het Christendom met de materie trachtte te
breken, maar zich in het eind erger dan ooit door stoffelijke
misstanden ziet gefnuikt of belemmerd, kan de mogelijkheid eener
duurzame eerlijke regeling dier materie niet anders begroeten dan
als de eerste voorwaarde harer toekomstige vervolmaking. Eerst
daarna zal zij als gemeen goed kunnen behalen de synthese van haar
kindsheid en jongelingschap, van vreugd en leed, van Heiden- en
Christendom.
20 Nov. 1913.
Het groote en voorname voordeel dat uit de invoering van het
socialisme zoû voortkomen, is buiten twijfel: dat het socialisme
ons ontheffen zoû van die onverkwikkelijke noodzakelijkheid om voor
anderen te leven, welke bij den tegenwoordigen staat van zaken
bijna iedereen onder haar zoo meêdoogenloozen druk houdt.
Inderdaad, zoo goed als niemand ontsnapt haar.
Van tijd tot tijd in den loop der eeuw is het een groot geleerde
als Darwin, een groot dichter als Keats, een schoonen kritischen
geest als Renan, een opperst kunstenaar als Flaubert gelukt zich
volkomen af te zonderen, zich buiten bereik te houden van de
luidruchtige eischen der andere menschen, te staan "onder de
dekking van den wand," zooals Platoon het uitdrukt, en op die
manier de vervolmaking tot stand te brengen van wat in hem was, tot
zijn eigen onvergelijkelijke winst en tot de onvergelijkelijke en
duurzame winst der geheele wereld. Dit zijn echter uitzonderingen.
Het meerendeel der menschen bederven hun leven met een ongezond en
overdreven altruisme, of liever worden gedwongen het in die
richting te bederven. Zij vinden zich omringd door afzichtelijke
armoede, wanstaltigheid, hongersnood. Onvermijdelijk moeten zij
door dit alles diep worden aangedaan. De gevoelsaandoeningen van
den mensch worden schielijker in beweging gezet dan zijn
verstandswerkingen, en zooals ik vóor eenigen tijd betoogde in een
artikel over de werking der critiek: het is veel gemakkelijker
eensgevoelig te zijn met lijden dan met de gedachte.
Dienovereenkomstig nemen zij, met bewonderenswaardige, of al
verkeerdelijk gerichte bedoelingen, met grooten ernst en overdreven
sentimentaliteit, de taak ter hand om de euvelen die zij voor oogen
hebben, te verhelpen. Maar hunne middelen genezen de kwaal niet,
zij verlengen alleen het proces. Eigenlijk zijn hun middelen een
onderdeel van de kwaal.
Zij beproeven, bijvoorbeeld, het vraagstuk der armoede op te
lossen door de armen in het leven te houden, of door, volgens de
allernieuwste richting, de armen te vermaken. Maar dit is geen
oplossing: het is een verzwaring der moeilijkheid. Het eigenlijke
doel moet het pogen zijn de maatschappij herop te bouwen op zulke
grondslagen, dat armoede onmogelijk zal wezen. De deugden van het
altruïsme hebben de uitvoering van dit streven aanmerkelijk
belemmerd. Evenals indertijd die slaveneigenaars het grootste kwaad
stichtten, die welwillend voor hun slaven waren, omdat zij
voorkwamen dat de afschuwelijkheid der instelling beseft werd door
hen die er onder leden, en ingezien door hen die haar bespiegelden,
zoo zijn, bij den tegenwoordigen stand van zaken in Engeland, die
menschen het schadelijkst, die meest goed trachten te doen, en ten
slotte hebben wij beleefd dat mannen die in de werkelijkheid het
vraagstuk hebben bestudeerd en op de hoogte zijn van zijn
levensverschijnselen—academisch gevormde mannen die in Oost-Londen
leven—de gemeenschap met klem van rede hebben aangezocht, haar
altruïstische aandriften van weldadigheid, welwillendheid en
dergelijke te beteugelen. Zij doen dit op grond dat weldadigheid
van dien aard verlaagt en veronzedelijkt. Zij hebben volkomen
gelijk. Weldadigheid schept een sleep van zonden. Men kan ook nog
hierop wijzen, dat het onzedelijk is om den bijzonderen eigendom te
gebruiken met de bedoeling om de euvels die van de instelling van
den bijzonderen eigendom gevolg zijn, te verlichten. Het is
evenzeer onzedelijk als valsch.
Onder het socialisme zal dit alles natuurlijk gewijzigd worden.
Er zullen dan geen menschen zijn, die leven in vunze krotten en
vunze vodden, en die ongezonde, hongergekwelde kinderen trachten
groot te brengen te midden van onmogelijke allerterugstootendste
omgevingen. De veiligheid der samenleving zal niet, als nu,
afhankelijk zijn van den staat van het weder. Als de vorst invalt,
zullen wij niet een honderdduizend werkloozen hebben, die in een
toestand van walgelijke ellende de straten afloopen of kermen tot
hun buren om een aalmoes, of zich verdringen aan de deuren van
walgingwekkende toevluchten om zich een homp brood of een onreine
slaapgelegenheid voor den nacht te verzekeren. Elk lid der
maatschappij zal deelen in het algemeen welvaren en het algemeene
geluk der maatschappij, en als de vorst invalt, zal niemand er
feitelijk slechter aan toe zijn.
Aan den anderen kant zal het socialisme als zoodanig zijn waarde
hebben om de eenvoudige reden dat het voeren zal tot een hooger
individualisme.
Het socialisme, of communisme, of hoe men het belieft te noemen,
zal den bijzonderen eigendom omzetten in staatsvermogen, en
samenwerking in de plaats stellen van concurrentie, en zoodoende de
maatschappij herstellen in haar zuiveren staat van door-en-door
gezond organisme, en den materiëelen welstand van elk lid der
gemeenschap waarborgen. Het zal feitelijk aan het leven zijn
natuurlijken grondslag en zijn natuurlijke ontwikkelingssfeer
geven. Maar voor de volle ontwikkeling des levens tot zijn hoogsten
staat van volmaaktheid is meer noodig. Wat noodig is, is
individualisme. Indien het socialisme gezagmatig zal zijn; indien
er regeeringen zullen zijn, gewapend met oekonomische macht, zooals
zij dat nu zijn met politieke; indien wij, in éen woord, bestemd
zijn onder nijverheidstyranieën te leven, dan zal het laatste van
den mensch erger zijn dan zijn eerste. Op het oogenblik, ten
gevolge van het bestaan van den bijzonderen eigendom, worden een
groot getal menschen in staat gesteld een zekere zeer begrensde
mate van individualisme te ontwikkelen. Zij zijn òf niet onder de
noodzakelijkheid te werken voor hun onderhoud, òf zijn in staat in
een bepaalde sfeer zulk een werkzaamheid te kiezen als werkelijk
met hun aard overeenkomt en hun genot geeft. Dit zijn de dichters,
de wijsgeeren, de mannen der wetenschap, de mannen der cultuur—in
éen woord, de wezenlijke menschen, de menschen die zich-zelf
verwezenlijkt hebben, en in wie de geheele menschheid een
gedeeltelijke verwezenlijking behaalt.
1 comment