En Mardonios was gehuwd met Xerxes' zuster Artazostra, die zat, op haar divan, naast Artystona en was dus haar aangetrouwde kleindochter.
'Grootmoederlijkheid,' zeide Artazostra - zij geleek, hoewel aangetrouwd, haar grootmoeder, die, hoewel slechts veertig, niet jong meer was: een Perzische koningin-weduwe is nooit jong - en alle de vorstinnen geleken min of meer op elkaar -, 'hier zijn drie zakdoeken van purper van Tyr, en ze zijn met uw grootmoederlijke A gemerkt...'
Artystona, eenmaal Dareios' liefste vrouw, nam allerbeminnelijkst de zakdoeken aan uit de reikende handen harer kleindochter. De slavinnen, onder de zakdoeken, schetsten bewegingen van overbodige hulp.
'Wie heeft een sluier van mij met een zon er midden op geborduurd?' riep de koningin Amestris verstoord in het rond.
'Heilig!' riepen alle de slavinnen en bogen of vielen ter aarde, want het woord 'zon' was heilig.
'Ik, vorstelijke tante Amestris!' riep de jeugdige Artaynta en zij verliet haar divan en bracht zelve, met haar slavinnetjes als navolgende, navliegende vogeltjes, de zonnesluier aan de koningin.
'Ik merk alleen met mijn zon...' riep Amestris.
'Heilig!' murmelden de slavinnen: het was als bijengegons in de rozengeur.
'En nog zijn er altijd vergissingen!' ging Amestris door. 'Artaynta, deze zakdoeken zijn met jouw A'tje gemerkt...'
'Ja, vorstelijke tante!' beaamde Artaynta en nam het stapeltje aan.
Amestris bekeek haar aandachtig. 'Je wordt mooi, meisje,' zei de koningin wat scherp. 'Je moet niet te mooi worden.'
'Neen, vorstelijke tante,' lachte Artaynta, die niet begreep, 'en moeder is mooier dan ik.'
'Waarom is je moeder hier niet?' vroeg de koningin.
'Ze maakt rozebottels in, vorstelijke tante.'
'O!' lachte verlekkerd Amestris.
Intussen zaten Faidyma en Parmys, de twee andere weduwen van Dareios, tweede en derde in rang, rustig haar zakdoeken en sluiers te tellen: er waren geen vergissingen onder: zij merkten met P en F.
Parmys was de dochter van Smerdis, Kambyses' broeder die hij had doen vermoorden en Faidyma... Faidyma, de oudste zuster van koningin Amestris, had als Atossa de valse Smerdis moeten trouwen en zij deed niets liever dan het verhaal van de valse Smerdis vertellen, hoewel iedereen aan het hof het van buiten kende. Waarom dan ook Amestris, de koningin, die het prettig vond Faidyma te plagen en zo populair te zijn tussen alle de mindere vrouwen en alle de slavinnen, nu zij even moe van haar weven was - de was werd weggebracht - met honigzoet lokkende stem uitriep: 'Liefste zuster, vorstelijke Faidyma, oudste zuster, vertel toch eens, bid ik u: hoe is het eigenlijk ontdekt dat de valse Smerdis niet Smerdis was maar een arglistige magiër? Ik bid u, oudste dochter van Otanes, die mijn vader is, liefste zuster, vertel ons toch eens duidelijk: hoe is dat toch eigenlijk gebeurd?'
En de koningin Amestris wenkte naar de buitengalerijen, terzijde van haar divan.
Daar zaten en zwermden honderden bijvrouwen en honderden slavinnen omringden haar. Zij weefden, zij sponnen, zij borduurden, zij maakten rozebottels in. Maar niet zodra zij bespeurden dat de koningin Amestris haar zuster Faidyma verlokte om weer het overbekende verhaal te doen, of zij zwermden van alle zijden toe en het was achter het weefgetouw tot aan de divans van Artazostra en Artaynta een gekrioel van Perzische, Baktrische, Kaspische vrouwenkoppen en -kopjes: amberbleke, theeroosgele gezichten en gezichtjes; blauwzwarte, ondeugende ogen onder zwart aangestreken brauwebogen, stil lachende spottende neusjes en mondjes, zich verdringende ontelbare naast elkaar. En zelfs de drie andere koninginweduwen - Parmys, de dochter van de echte Smerdis, Artystona, de liefste vrouw van Dareios, en Atossa, de eerbied- en huiverwekkende - gluurden en loerden met stil genot naar haar mede-weduwe, die weer het verhaal ging doen.
Faidyma begon: 'Heb ik u dat dan niet verteld? Wel, kom dan, ik wil het gaarne doen. Ik, dochter van Otanes, was een der vrouwen van Kambyses, met Atossa, nietwaar, dochter van Kyros?'
Atossa knikte zoetsappig toestemmend. Zij genoot wel mede, dat Faidyma er weer in liep om voor de honderdste maal het verhaal te doen en hoewel Faidyma jonger was dan zij, oude vrouw, vond zij Faidyma werkelijk halfkinds. Zij zelve was het helemaal niet; zij voelde alleen dat men haar niet meer inwijdde in de nieuwe paleisintrigues en dat kon zij niet uitstaan. Maar de oude paleisintrigues, ja, die had zij allemaal medebeleefd en ondanks zichzelve, met haar loerende ogen en nijdig grimlachende mond hoorde de dochter van Kyros toe.
'Toen Kambyses naar Egypte toog om het te veroveren... zeurde Faidyma met lijzige stem. En zij onderbrak zichzelve: 'Hij was dol, hij was half krankzinnig...