Verscheiden van de jongste kinderen hadden enkel het alphabet, of liever slechts een deel daarvan, want de plaatselijke taal heeft niet minder dan 483 verschillende teekens voor de klinkers, de voegwoorden, de uitgangen enz. En dan te weten, dat er 130 van die talen in Indië zijn.

De kokospalm levert ook nog het brandhout. Hout is schaarsch en duur aan de kust, en voor de keuken maakt men gebruik van ledige schelpen, die heel goed branden en per honderd worden verkocht in groote netten, die op straat worden aangeboden. De Macqueezen, lieden, die de oude bijgeloofsgebruiken van Indië slecht in acht nemen, hebben de stoutmoedigheid, koeienmest te branden, dien ze eerst hebben gedroogd. Maar de Tiven zouden er een gewetensbezwaar in vinden, zich voor een zoo profaan gebruik te bedienen van de bij uitstek reinigende stof.

Een goede kokospalm in volle opbrengst geeft een honderdtal noten, die voor vijf of zes centimes worden verkocht; dus brengt een enkele boom zoowat vijf francs op per jaar. De mangoboom is voordeeliger. Men kent die vrucht; de vrucht met goudgeel vruchtvleesch heeft een groote, platte pit en smaakt pittig en frisch. Ze kosten van één tot twintig centimes naar de hoedanigheid; als de boom van de goede soort is en dus gewoonlijk twee- tot driehonderd vruchten oplevert, kan hij van 25 tot 40 roepijen inbrengen, dus 42 tot 68 francs. Maar goede mangoboomen zijn zeldzaam.

De jacquinia, die de verbazend groote vruchten oplevert van 7 tot 8 kilogram, maar welke vrucht 25 kilo kan wegen, met zacht, geel vruchtvleesch, waarin veel pitten liggen, en die kwalijk riekt, brengt ten hoogste 16 tot 20 francs op, want hij geeft tot 50 vruchten, die voor 3 tot 4 anna’s per stuk worden verkocht, dat is 30 tot 40 centimes. De arecapalm, die zoo geliefd is in het Uiterste Oosten, is niet voordeelig. De opbrengst is 30 of 40 centimes per jaar, maar men moet er rekening mee houden, dat vier of zes noten slechts één centime kosten, een goedkoopheid, die noodzakelijk is, want ieder heeft de noot noodig bij het betelkauwen, dat ieder doet, mannen, vrouwen en kinderen.

Eindelijk worden de katoenstruiken nog verbouwd, enkel voor de behoeften van het land zelf, ofschoon ze zeer goed gedijen. Dan de muskaat en de kruidnagelen, de sesam om de olie, de tamarinde, die veel gebruikt wordt voor inmaken en de tabak, die gepruimd wordt. Ook doet men aan de cultuur van een soort van hennep, die als opium wordt gerookt in kleine pijpjes, en van de bananen, waarvan er evenals van de mangoboomen veel variëteiten bestaan. De vanilleplant wil zeer goed voort en geeft goede resultaten, maar men doet niet veel aan het kweeken.

De industrie is zeer beperkt. Ze bepaalt zich tot de gewone katoentjes, die ter plaatse worden verkocht en geweven worden op kleine weefgetouwen, die in de hutten hier en daar worden gebruikt; tot de oliebereiding, die ook op de plaats wordt aangewend; tot de vervaardiging van matten, van rijstbrandewijn, aardewerk, voorwerpen van koper, bij de inboorlingen in gebruik, en tot het drogen van visch, waarvan een kleine hoeveelheid naar Colombo wordt uitgevoerd. Het land brengt niet genoeg rijst voort voor de bevolking, en dat hoofdvoedsel wordt nog uit Bengalen ingevoerd.

Het hout van den mango is het voorwerp van een vrij belangrijken handel, want het is uitstekend timmerhout. De Arabieren komen eens per jaar het hier inslaan, namelijk tegen November. Ze komen uit Arabië in hun groote schepen, die met twintig of vijf-en-twintig man bemand zijn, en blijven tot in April. Ze doen aan vrachtvaart tot aan de Perzische Golf en nemen galanteriewaren mee, die ze te Bombay inslaan, evenals dadels en andere vruchten.

Mooie weg tusschen Mahé en Tellicherry.

Het klimaat is niet slecht, het behoort zelfs tot de beste in Voor-Indië. In het vochtige seizoen heerscht er een soort van influenza, maar die is niet kwaadaardig. Aan de kust komt weinig of geen koorts voor, maar zoo is het niet in het bergland, waar de malaria in het warme jaargetijde nog al gevaarlijk is. De moesson, die einde Mei begint of in het begin van de maand Juni, is het frissche en minst droge seizoen, maar meer vochtig dan koel. Het regent in stroomen in opeenvolgende buien, soms afgewisseld met een vluchtigen zonnestraal. Dit jaargetijde wordt met ongeduld verwacht door de bezitters van rijstvelden en door de dieven, want terwijl het de planten doet groeien en de oppervlakte weer met groen bekleedt, doet die moesson ook de dieven te voorschijn komen. Men zou zeggen, dat ze met de rijst uit den grond komen, dat ze een product van het plantenrijk zijn, net als de bloemen; maar het zijn vreesachtige dieven, die alleen hun werk durven ondernemen met de zekerheid dat men hen niet kan zien, daar ze den stok, de vuurwapens en de gevangenis vreezen. Er worden in dezen tijd dan ook zelden dieven betrapt, en die ongestraftheid vergemakkelijkt hun nachtelijke industrie.

En bovendien, bestaat er niet in Indië een kaste van dieven? Ze vormen een kaste op zichzelf, even goed als de barbiers en de wevers, en er zijn zelfs verscheiden kasten, wier levensonderhoud door diefstal wordt gevonden. Zij zijn zeer behendig en een van hun voornaamste methoden is, dat ze den buitenmuur van de hutten doorboren, waar ze willen binnendringen, een werk, dat zoo stil wordt gedaan en zoo netjes en voorzichtig, dat het waarlijk jammer is, hen die behendigheid niet aan een betere zaak te zien besteden. Om te vermijden, dat ze worden gepakt in geval van ontdekking, smeren ze zich het lichaam in met olie; dan wordt het bijna onmogelijk, hen te grijpen, zoo glad voelen ze aan.

Ik vergat nog te zeggen, maar het laat zich wel begrijpen, waarom die dieven alleen in den natten moesson werken. Het is dat dan regen valt, vooral in den nacht, en zoo hevig, zoo kletterend, dat er een helsch lawaai ontstaat, waardoor het werk begunstigd wordt aan deuren en vensters en aan de wanden.

Die moesson eindigt tegen December, wanneer het droge jaargetijde aanvangt met warmte, die het hevigst wordt in Maart en April. De grond is dan de prooi van droogte; het plantenkleed, dat hem bedekte in den regentijd, verdwijnt onder de brandende stralen van de zon.