Arsene Lupin Gentleman-Inbreker
Maurice Leblanc
Arsène Lupin
Gentleman - Inbreker

Oorspronkelijke titel: Arsène Lupin, gentleman-cambrioleur
Uitgegeven door: Libraire Générale Française
Vertaald door: J. Majoie-van Dijk
Gescand en bewerkt @ 2013 John Yoman
© 1964 by Het Spectrum
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Inhoud
Voorwoord door Pierre Lazareff
1. De arrestatie van Arsène Lupin
2. Arsène Lupin in de gevangenis
3. De ontsnapping van Arsène Lupin
4. De geheimzinnige reiziger
5. Het halssnoer van de koningin
6. De harten zeven
7. De brandkast van madame Imbert
8. De zwarte parel
9. Herlock Sholmes komt te laat
Voorwoord
Arsène Lupin, gentleman-inbreker, is net zo oud als ik: hij ontstond in 1907, als geesteskind van een schrijver die tot dan alleen als journalist bekend stond: Maurice Leblanc. Het boek kreeg een voorwoord mee van een beroemd lid van de Académie, Jules Claretie.
Heden ten dage weet men nog enigszins wie Maurice Leblanc was en helemaal niet meer wie Jules Claretie was. Maar de persoon van Arsène Lupin is zo beroemd geworden dat die het zonder vader en inleider kan stellen.
Hij heeft daarentegen veel kinderen gehad:
'De Saint', vrolijke en charmante hersteller van onrecht, verdediger van de verdrukten die terloops de misdadigers in zijn netten strikt en die boven alles van het leven houdt en bijgevolg van gevaar en plezier; de elegante en romantische geheimagent Hubert Bonisseur de la Barthe; de fijnzinnige en aantrekkelijke advocaat Perry Mason; 'de baron', de kunstverzamelaar die zo eerlijk is in zijn oneerlijkheden. Nog heel wat andere helden zoals Leslie Charteris, Jean Bruce, Ellery Queen of Anthony Morton die vrijwillig of onvrijwillig door Arsène Lupin geïnspireerd zijn.
In Rouaan, waar zijn vader reder was, werd Maurice Leblanc in 1864 geboren.
En in zijn woonhuis aan de Rue de Fontenelle kwam het avontuur hem opzoeken.
Hij is vier jaar, als het ouderlijk huis in vlammen opgaat. Het kind wordt maar juist gered en men haalt het midden uit de vlammen.
Twee jaar later breekt de oorlog van 1870 uit. De vader scheept de kleine Maurice in op een van zijn schepen en stuurt hem naar Schotland, naar een veiliger schuilplaats. Een jaar later komt hij terug op de kostschool Patry en op het Corneille-lyceum waar hij een uitstekende leerling is. Later zal hij er zich nog bezorgd over uitlaten:
'Ik kreeg alle prijzen,' zal hij zeggen, 'en als bewust romanticus beweer ik dat het verschrikkelijk was.'
's Zaterdags komt dikwijls een wagen met twee paarden de jonge Maurice Leblanc halen en voert hem tot zondagavond door het land van Caux.
Tijdens een van die zwerftochten ontdekt hij 'L'Aiguille
creuse' waarvan het historisch geheim zal worden teruggevonden beurtelings door Arsène Lupin en door zijn vriendelijke vijand de jonge verslaggever Beautrelet.
Soms ook begeeft Maurice Leblanc zich voor zijn zondagse uitstapjes met zijn ouders naar Croisset aan boord 'van een vreemd groen schip dat men de Union noemde. Op oude gravures kan men dezelfde schepen zien op de Mississippi en de Orinoco. Een fiedelaar vrolijkte de langzame overtocht op. Men deed er twee uur over om naar Bouillie te gaan. En de reis naar Croisset leek eindeloos. Ik was tien jaar..
Te Croisset gaat de jonge Maurice Leblanc tot zijn zeventiende jaar naar de prachtige verhalen luisteren hem verteld door Gustave Flaubert, wiens vader, de chirurg Flaubert, zijn moeder verloste.
Twee Normandische schrijvers zoals hij, die hij regelmatig bezocht, zullen een grote invloed hebben op zijn jeugd en later, zoals we zullen zien, op zijn werk: Guy de Maupassant en Gustave Flaubert.
Toch begint Maurice Leblanc als fabrikant op de kaarden-fabriek Mironde-Pichard.
Kaarden ... Maurice Leblanc zal nooit weten wat dat is. Hij installeert zich in zijn fabriek in de waskamer op zolder en hij schrijft en schrijft ...
'De fabriek met al haar kabaal verdween. Het arbeidersvolk verdween als nutteloze schimmen. Ik was gelukkig ... ik schreef.'
Hij schreef, maar dat hij schrijver wilde worden, zal hij bij toeval op zekere dag ontdekken.
Hij is naar de onthulling van het beeld van Flaubert gegaan op Solferino Square. Daar zijn Edmond de Goncourt, Emile Zola, Guy de Maupassant en Mirbeau. Hij voegt zich bij hen, dineert met hen en neemt de trein met diegenen die naar Parijs terugkeren.
De oude meesters luisteren naar de onbekende jongeman die hun vertelt over Flaubert die hij gekend heeft, over haar, die als bron van inspiratie diende voor madame Bovary (de vrouw van zijn drogist lijkt als twee druppels water op de dochter van de heldin van de beroemde roman ...).
Aangemoedigd door zoveel aandacht, staat Maurice Leblanc op het punt die grote schrijvers te vragen hem te helpen, als Edmond Goncourt bij het verlaten van de tunnel Sainte-Cathérine, begint te brommen:
'Beste vrienden, ik hoop toch dat jullie niet zo blijven praten tot aan Parijs.
1 comment