Toch had hij er voor de eerste keer sinds jaren, behoefte aan om te praten en raad in te winnen. Hij hoopte er, in de steek gelaten door de justitie van zijn land, niet meer op om zich te verdedigen met eigen middelen, en hij stond op het punt om naar Parijs te gaan en de hulp'in te roepen van een oude detective.
Twee dagen gingen er voorbij. De derde dag trilde hij van vreugde toen hij zijn kranten las. De Réveil van Caudebecpubliceerde het volgende krantenbericht:
'Wij hebben het genoegen om al bijna drie weken lang binnen onze muren te huisvesten, de hoofdinspecteur Gani-mard, een van de oudgedienden van de Sûreté. Monsieur Ganimard, die sedert de arrestatie van Arsène Lupin, zijn laatste prestatie, een Europese reputatie geniet, rust uit van zijn langdurige vermoeienissen en houdt zich bezig met hengelen.'
Ganimard! Dat was juist de bondgenoot die baron Cahorn zocht! Wie zou beter de plannen van Lupin weten te verijdelen dan de slimme en geduldige Ganimard?
De baron aarzelde niet. Het is zes kilometer van het kasteel naar het stadje Caudebec. Hij legde ze in een lichte pas af als een man die opgewonden is door de hoop op redding. Na enkele vruchteloze pogingen om het adres van de hoofdinspecteur te weten te komen, begaf hij zich naar het kantoor van de Réveil dat midden op de kade lag. Hij vond daar de redacteur van het krantenbericht, die naar het venster lopend uitriep:
'Ganimard? maar die moet u tegenkomen langs de kade met de hengel in de hand. Daar hebben wij kennis gemaakt en daar heb ik toevallig zijn naam gelezen die gegraveerd is in zijn hengelstok. Dat is hij, dat oude mannetje dat u daar beneden ziet, onder de bomen van de wandelweg.'
'In een lange jas en met een strohoed op?'
'Precies! Een eigenaardig type die niet veel zegt en nogal stuurs is.'
Vijf minuten later sprak de baron de beroemde Ganimard aan, stelde zich voor en probeerde een gesprek met hem aan te knopen. Toen hij daar niet in slaagde, begon hij openlijk over de kwestie en legde zijn geval uit.
De ander luisterde onbeweeglijk zonder de vis waar hij het op gemunt had, uit het oog te verliezen, keerde zich toen naar hem toe, bekeek hem van top tot teen met een blik vol medelijden en zei:
'Monsieur, het is niet de gewoonte dat men de mensen die men beroven wil, van tevoren inlicht. En Arsène Lupin speciaal haalt zulke domme dingen niet uit.'
'Toch ..
'Gelooft u maar, meneer, dat, als ik er ook maar enigszins aan twijfelde, het plezier om die dierbare Lupin er nog eens in te laten lopen, het van iedere andere overweging zou winnen. Maar ongelukkigerwijze zit die jongeman achter slot en grendel.'
'Als hij nu eens ontsnapt?'
'Men ontsnapt niet uit de Santé.'
'Maar hij..
'Net zo min als een ander.'
'Toch
'Als hij dan ontsnapt, des te beter, dan krijg ik hem wel opnieuw. Slaapt u intussen maar rustig en schrik nu niet langer deze vis af.'
Het gesprek was geëindigd. De baron ging, wat gerustgesteld door de zorgeloosheid van Ganimard, naar huis terug. Hij keek de sloten na, bespioneerde de knechts en er verliepen achtenveertig uur waarin hij bijna begon te geloven dat zijn angst per slot van rekening, maar ongegrond was. Nee, eigenlijk licht men de mensen die men wil beroven niet van tevoren in, juist zoals Ganimard gezegd had.
De datum naderde. Dinsdagmorgen, daags voor de 27e, was er niets bijzonders. Maar om drie uur belde er een jongetje. Hij bracht een telegram:
Geen enkel pak op het station van Batignolles. Maak alles voor morgen gereed.
Arsène
Opnieuw was hij gek van angst, zo erg zelfs dat hij zich afvroeg of hij maar niet voor de eisen van Arsène Lupin zou zwichten.
Hij rende naar Caudebec. Ganimard was op dezelfde plaats aan het vissen en zat op een klapstoeltje. Zonder een woord te zeggen, gaf hij hem het telegram.
'En wat dan nog?' zei de inspecteur.
'Wat dan nog? maar het gaat morgen gebeuren!'
'Wat?'
'De inbraak! het roven van mijn kunstverzameling!' Ganimard legde zijn lijntje neer, draaide zich naar hem toe en met zijn armen voor zijn borst gekruist, zei hij ongeduldig:
'Gelooft u nu echt dat ik me zal bezig houden met zo'n stomme geschiedenis?'
'Welke vergoeding vraagt u om de nacht van 27 op 28 september op het kasteel door te brengen?'
'Geen cent en laat me met rust.'
'Stel zelf het bedrag vast, ik ben rijk, heel erg rijk.'
Het lompe aanbod bracht Ganimard van zijn stuk en hij zei wat kalmer:
'Ik ben hier met vakantie en ik heb niet het recht om mij te mengen ...'
'Niemand zal het weten. Ik beloof te zwijgen, wat er ook gebeurt.'
'Maar er zal niets gebeuren.'
'Drieduizend franc, neemt u daar genoegen mee?'
De inspecteur nam een snuifje, dacht na en liet zich ontvallen:
'Goed dan, maar ik moet u eerlijk zeggen dat het geld weggesmeten is.'
'Dat kan me niet schelen.'
'In dat geval ... En dan, weet je eigenlijk ooit met die duivel van een Lupin! Hij moet een hele bende tot zijn beschikking hebben ... Kunt u van uw personeel op aan?'
'Natuurlijk..
'Laten we maar niet op hen rekenen. Ik zal twee flinke vrienden van me per telegram op de hoogte stellen, daar kunnen we beter van op aan ... En nu moet u ervan door, want men moet ons niet samen zien. Tot morgen rond negen uur.'
De volgende dag, datum vastgesteld door Arsène Lupin, haalde baron Cahorn zijn wapenrusting van de muur, poetste zijn wapens en liep rond in de omgeving van Malaquis.
1 comment