Ik was in staat drie dagen op mijn knieën voor uw raam te liggen, alleen om u nog eens te kunnen zien. Wij zijn bij u gekomen, onzen weldoener, om u onze dankbaarheid te betuigen. Ti heeft mijn Liza heelemaal genezen. En waarmee ? Met één gebed, en omdat u uw hand op haar hoofd gelegd hebt. Wij zijn gekomen om die hand te kussen, en u onze gevoelens van dankbaarheid te betuigen. Het was Donderdag…

Ik heb haar nog niet genezen, zij ligt immers nog op den stoel ?

— Ja, maar de nachtkoorts is heelemaal verdwenen, van Donderdag af, ging de dame zenuwachtig door. Bovendien zijn haar beenen sterker geworden, zij sliep vannacht uitstekend en werd zoo frisch als iets wakker. Kijk eens wat een mooie kleur ze vandaag heeft. Zij huilde den heelen tijd en vandaag is ze vroolijk en lacht. Ze heeft vandaag gewild, dat wij haar op haar beenen zouden zetten, en ze stond een heele minuut zonder dat iemand haar vasthield. Zij heeft met mij gewed, dat ze over twee weken de quadrille zal dansen. Dokter Herzenstube, dien ik liet komen, trok alleen zijn schouders op en zei : „Ik ben verbaasd, ik begrijp er niets meer van.” En u wilt dat wij u niet zouden storen, dat wij niet hierheen zouden vliegen om u te bedanken Liza bedank toch!

Het lieve, lachende gezichtje van Liza werd plotseling ernstig, ze hief zich, zoover ze kon, op in haar stoel, keek den starets aan, en vouwde haar handen om zijn zegen te ontvangen, maar toen kon ze zich niet langer inhouden en barstte in lachen uit.

Ik lach om hem, om hem en ze wees naar Alj osj a. Ze was kinderlijk geërgerd over zichzelf omdat ze gelachen had. Als iemand op dit oogenblik naar Aljosja, die naast den starets stond, gekeken had, dan zou hij gezien hebben hoe hij plotseling bloosde en zijn oogen neersloeg.

– Zij heeft een boodschap voor u, Alexej Fedorowitsj…

Hoe maakt u het ?, ging de moeder door, zich tot Aljosja wendend en hem haar goed verzorgde hand reikend. De starets keerde zich om en keek naar Aljosja. Deze ging naar Liza toe en gaf haar verlegen glimlachend een hand. Liza trok een ernstig gezicht.

52

— Katherina Iwanowna gaf mij dit voor u en zij overhandigde hem een klein briefje. Zij vroeg mij u te zeggen dat u zoo gauw mogelijk bij haar moest komen, en dat moet u ook werkelijk doen, u moet naar haar toe gaan.

.— Vraagt zij mij bij haar te komen ? Ik bij haar ? Waarom ? mompelde Aljosja met groote verwondering. Zijn gezicht werd plotseling bezorgd.

— 0 het gaat over Dmitri Fedorowitsj en… al de gebeurtenissen van den laatsten tijd, verklaarde de moeder. Katherina Iwanowna is eindelijk tot een besluit gekomen…

Maar daarover moet zij u spreken… Waarom ? Dat weet ik natuurlijk niet. Maar zij vroeg of u zoo gauw mogelijk bij haar wou komen. En dat moet u ook doen. Uw christelijk gevoel moet u daartoe dwingen.

– Ik heb haar slechts eenmaal in mijn leven ontmoet, ging Aljosja met dezelfde verwondering door.

0 ze is zoo’n hoogstaande, zoo’n onbereikbare vrouw!..

Alleen al door al het verdriet dat ze gehad heeft. Denkt u eens wat ze geleden heeft en hoe ze nu nog lijdt… Stel u voor wat haar te wachten staat… Het alles zoo vreeselijk…

zoo ontzettend!

— Goed, ik zal gaan, zei Aljosja en las het kleine, raadselachtige briefje, waarin behalve het verzoek om te komen niets stond.

Ach, wat is dat lief van u, wat zal ze dat aardig vinden, riep Liza plotseling opgetogen uit. En ik heb nog wel tegen moeder gezegd, dat hij voor niets ter wereld zou willen gaan, omdat hij monnik wil worden. Wat is u toch goed en lief! Ik heb altijd gevonden dat u zoo aardig is en nu ben ik blij, dat ik u dat eens kan zeggen.

.— Lize, zei de moeder verwijtend, doch ze moest tegelijk glimlachen.

—• Ons hebt u ook heelemaal vergeten, Alexej Fedorowitsj, u komt nooit meer eens bij ons, en Lize heeft mij zelf gezegd, dat zij zich alleen met u op haar gemak voelt.

Aljosja sloeg zijn oogen op, bloosde en glimlachte ondanks zichzelf. Trouwens de starets lette niet meer op hem, hij was met den monnik in gesprek, die naast Liza’s stoel stond.

Het was een eenvoudige monnik met een bekrompen, kortzichtige wereldbeschouwing, maar erg geloovig, zoodat zijn geloof meer van koppigheid had. Hij vertelde dat hij uit het verre Noorden kwam, uit Obdorsk, uit een klein kloostertje, dat den naam van den heiligen Sylvester droeg en dat slechts uit tien monniken bestond. De starets zegende hem en vroeg hem in zijn cel te komen als hij er lust in had.

— Maar hoe kon hij u toch zooiets doen ? vroeg hij en 53

wees naar Liza. Hij bedoelde haar genezing.

Daarover is het natuurlijk nog te vroeg om te oordeelen, een kleine vooruitgang beteekent nog geen genezing en kan ook door andere oorzaken ontstaan zijn.