Hij werd ziek en de angst vervolgde mij, als hij beter wordt, zal dat vreeselijke leven weer beginnen en toen kwam de gedachte in me op…
Wacht even, zei de starets en kwam met zijn oor vlak bij den mond van de vrouw. De vrouw ging door, maar zoo zacht, dat niemand iets hoorgin kon. Zij was spoedig met haar verhaal klaar.
Het derde jaar ? vroeg de starets.
Ja, het derde. Den eersten tijd heb ik er nooit aan gedacht en nu ben ik ziek van al die gedachten.
Woon je ver van hier ?
Vijfhonderd werst hier vandaan.
Heb je dat al gebiecht
Ja, al twee keer.
En ben je toegelaten tot de communie ?
Jawel. Maar ik heb angst, ik heb zoo’n angst voor den dood.
Wees maar niet bang, nooit moet je bang zijn. Zoolang je berouw voelt, zal God j e alles vergeven. Er bestaat op de wereld geen zonde, die God niet vergeeft aan hen, die werkelijk berouw hebben. Onbegrensd is Gods liefde. Zorg alleen maar, dat je altijd berouw blijft gevoelen en je angst moet je overwinnen. Vertrouw er op, dat God ons allen liefheeft en jou ook .— al heb je ook gezondigd. Degene, die berouw heeft, komt eerder in den hemel, dan hij, die nooit gezondigd heeft. Ga heen en vrees niet. Neem het de menschen niet kwalijk, als ze je beleedigen. En je man moet je ook alles vergeven. Als ik, een gewoon eenvoudig mensch die even zondig ben als jij, medelijden met je heb, hoe zou 50
dan God geen medelijden met je hebben. Je moet iedereen liefhebben, liefde is zoo’n kostbaar bezit, daarmee kun je de heele wereld veroveren en niet alleen je eigen zonden, maar ook die van anderen kun je daarmee overwinnen. Ga heen en wees niet bang. Hij bekruiste haar drie keer, nam van zijn hals een klein Icona en hing haar die om.
Zij stond op uit haar knielende houding en boog zwijgend voor hem tot den grond.
Hij keek naar een gezonde, sterke boerin met een zuigeling op haar arm.
— Uit Wisj egorj e ben ik…
— Hč, zes werst ben je met je kindje hier naar toe geloopen.
Scheelt je wat ?
Nee, ik ben alleen gekomen om naar jou te kijken.
Ik ben al eerder bij je geweest. Heb je mij al vergeten ? Hč, wat een slecht geheugen. Ze hebben gezegd, dat je ziek bent, daarom ben ik gekomen om je op te zoeken. En nu zie ik, dat je heelemail niet ziek bent, nog twintig jaar zul je leven.
God zal je voor ons bewaren. En hoeveel menschen zijn er die voor jou bidden, je mag niet ziek zijn.
Dank je, dank je, lieve.
— En ik heb nog een verzoek aan je, geen groot verzoek, hier heb ik zestig kopeken, geef dat alstjeblieft aan iemand, die nog armer is dan ik. Ik dacht bij mezelf, hij weet beter, wie het noodig heeft.
Dank je, dank je, wat is dat lief van je. Natuurlijk zal ik het doen. Is je kind een meisje ?
Ja, vader, een meisje, Elisaweta.
God zegen jullie beiden, jou en je dochter Elisaweta.
Wat heb je mijn hart weer opgevroolijkt. Vaarwel lieve, vaarwel allen. Ik zegen jullie.
Hij zegende hen allen en boog diep voor hen.
IV
EEN WEINIG GELOOVIGE DAME
De landgoedbezitster Chochlakowa, had het heele tooneel, hoe de starets het eenvoudige volk ontving en zegende, aan zitten kijken en sentimenteel tranen vergoten, die ze met een klein zakdoekje afveegde. Zij was een heel gevoelige dame, een beetje eigenaardig, maar over het algemeen heel goedhartig. Toen de starets op haar toe kwam, zei zij met verrukking in haar stem tegen hem: 0 ik heb alles zoo meegevoeld, toen ik dat gewijde schouwspel zag… 0, ik begrijp, hoe dat eenvoudige volk 51
van u moet houden. Ik wil het volk ook liefhebben, hoe kan het anders, en hoe zouden wij van ons eenvoudig, goedhartig, groot volk niet kunnen houden.
Hoe gaat het met uw dochter ? Wilde u mij weer spreken ?
— 0 ik heb het zoo gevraagd, ik heb gesmeekt, om u weer te mogen zien.
1 comment