- Mijn pet, zeide hij. Mijn stok.
De hoofdoppasser, steeds in krommende knieën van zich eerbiedig krimpen in elkaar, scharrelde even door de kamer en bood hurkende aan de klein-uniformpet, en een wandelstok.
De resident ging uit. De hoofdoppasser haastte zich achter hem aan, met een tali-api in de hand: een lange brandende lont, waarvan hij de gloeiende punt zwaaide om aan wie voorbijging, in de avond, de resident te doen herkennen. De resident liep langzaam het erf af, en naar de Lange Laan. Aan die laan, als een avenue van tamarinde-bomen en flamboyants, lagen de villa's der voornaamste notabelen, flauw verlicht, doodstil, schijnbaar onbewoond, met, in de avondvaagheid opblankend, de rissen der gekalkte bloempotten. De resident wandelde eerst langs het huis van de secretaris; dan ter andere zijde een meisjesschool; dan de notaris, een hotel, de post, de president van de Landraad. Aan het einde van de Lange Laan stond de Roomse kerk, en verderop, de brug over der kali, lag het station. Bij het station was meer verlicht dan de andere huizen een grote Europese toko. De maan, hoger geklommen, zich heller zilverende bij haar stijging, bescheen de witte brug, de witte toko, de witte kerk: dit alles om een vierkant square, meer open, zonder bomen en met in het midden een spits monumentje, dat de Stadsklok was.
De resident ontmoette niemand; nu en dan kwam echter een enkele Javaan, zich donker bewegende, even uit de schaduw, en dan zwaaide de oppasser achter zijn heer met veel ostentatie de gloeiende punt van zijn vuurtouw. Meestal begreep de Javaan, en maakte zich klein, en kromp in-een aan de rand van de weg, en ging als loophurkende voorbij. Een enkele keer, onwetend, pas uit zijn dessa, begreep hij niet, liep angstig voorbij, zag angstig naar de oppasser, die maar zwaaide en zwaaide, en hem, in het voorbijgaan, achter de rug van zijn meester een vloek toeduwde, omdat hij - de dessa-kerel - geen manieren had. Als een karretje aankwam of sado, zwaaide hij weer en zwaaide hij zijn vuursterretje door de avond, wenkte de voerman, die óf stil hield en afsteeg, óf neerhurkte in zijn voertuigje en hurkend doormende aan de uiterste rand van de weg.
De resident liep somber door, met de flinke pas van een besliste wandelaar. Hij was rechts van het square-tje af geslagen, en liep langs de Hervormde kerk, recht op een mooie villa toe met slanke, vrij correcte Ionische pleisterzuilen en hel verlicht met petroleumlampen in kronen. Het was de societeit Concordia. Een paar bedienden in witte buisjes zaten op de trappen. Een Europeaan in een wit pakje, de kastelein, liep in de voorgalerij. Maar om de grote bittertafel zat niemand en de wijde rieten stoelen openden hun armen afwachtende als tevergeefs.
De kastelein, ziende de resident, boog, en de resident tikte kort aan zijn pet en ging de societeit voorbij, sloeg links om. Hij wandelde een laan af, langs kleine donkere huisjes in kleine erfjes weggedoken, sloeg weer om en ging langs de uitmonding der kali, die was als een kanaal. Prauw aan prauw lag vastgemeerd; een eentonig geneurie van Madoerese zeelui zeurde droefgeestig langzaam over het water, waaruit een vissige wadem oprees. Langs het havenkantoor ging de resident naar de pier toe, die een eind uitstak in zee, en waar op de punt een kleine vuurtoren, als een kleine Eiffel, zijn ijzeren kandelabervorm verhief, met zijn lamp aan de top. Daar bleef de resident staan en ademde op. De wind was plotseling opgestoken, de grongong blies, uit de verte waaiende aan, als iedere dag om dat uur. Maar soms zakte hij ineens onverwachts neer, in-een, als met een onmacht zijner waaiende vlerken, en de opgeheven zee strookte haar maanwitte schuimkrullen glad en fosforiseerde even, met strepen lang en bleek.
Over de zee naderde droefgeestig een eentonig ritmisch zeuren van zingen, een zeil donkerde aan als een grote nachtvogel, en een vissersprauw met hoog opbuigende voorsteven, - met iets van een antiek schip - gleed het kanaal in. Een weemoed van levensgelatenheid, een berusting in al het kleine donkere aardse onder die eindeloze hemel, aan die zee van fosforiserende verte, dreef om en toverde een geheimzinnigheid, die beklemde...
1 comment