Het was immers al de tweede dag dat zij boven de ruiter cirkelden en hun instinct zei hun dat een mens niet in staat was de ontberingen van zulk een rit nog langer te dragen.

De eenzame miter was een nog jonge man van ongeveer zesentwintig jaar. Hij was gekleed als een prairiejager en droeg een gerafeld leren jak, een zelfde broek en mocassins ; zijn hoofd was bedekt met een vilten hoed waarvan kleur en vorm verrieden dat de drager reeds lange tijd geen contact meer had gehad met de beschaafde wereld. Aan zijn bleke uitgeputte gezicht, zijn troebele glazig starende ogen, zijn verward neerhangend haar en zijn krampachtig om de buks gebalde vuist was te zien dat hij aan het eind van zijn krachten was.

Met zijn paard was het al niet beter gesteld. Het was een mustang die kennelijk gevangen was uit een kudde — waarschijnlijk enkele dagen geleden nog vol moed, kracht en uithoudingsvermogen, maar nu volkomen krachteloos en uitgeput. Zijn tong hing droog uit zijn wijd van elkaar staande kaken, zijn ogen waren met bloed doorlopen en het dier sleepte zich nog slechts mechanisch stap voor stap door het diepe zand voort.

Al dagen lang waren ze onderweg. De jonge man was met een groep ervaren westmannen uit Santa Fe vertrokken om over het Ozarkgebergte naar Arkansas te trekken, maar ze waren door een troep Comanches overvallen en het was alleen aan zijn paard te danken dat hij als enige aan de roodhuiden ontkomen was. Ze hadden hem tot in de steppe achtervolgd, anders zou hij zich zeker niet zonder gids in deze woestijn hebben gewaagd.

Al sinds de vorige dag waren er geen staken meer te bekennen die de weg aangaven en de jongeman bezat geen andere weg-wijzer dan zijn kompas en de sterren. Al drie dagen lang had hij geen druppel water meer gedronken en met een sombere blik keek hij naar de gieren die steeds lager vlogen naarmate de bewegingen van het uitgeputte paard langzamer werden.

9

Eindelijk stond het dier stil en weigerde nog een stap te verzetten ; het beefde over al zijn leden en zou zeker neervallen als het zich nog zou moeten inspannen.

`Dus tot hier en — in geen geval verder!' mompelde de reiziger.

Ìs er dan helemaal geen redding meer voor ons?'

Hij wilde juist afstijgen toen het eigenaardige gedrag van zijn paard hem opviel. Het beven scheen deels door vermoeidheid deels door angst te worden veroorzaakt ; de slappe neusvleugels stonden wijd open en gespannen — nu stak het zijn hoofd omhoog en snoof op een manier waarmee een echt prairiepaard de nabijheid van een vijandelijk wezen te kennen geeft.

De man haalde zijn verrekijker te voorschijn om de omgeving te verkennen ; hij zag dat de gieren van hem weggevlogen waren en meer naar het westen neerstreken. Daar zag hij een paar bewegingloze stippen en onwillekeurig greep hij naar zijn mes.

Maar toen bedacht hij dat hij — als het menselijke wezens waren

— van hen niets ergers te vrezen had dan wat hem toch al be-dreigde. Misschien ook was een van de stippen niets anders dan een stervend dier en zaten er andere op zijn dood te wachten om het vlees te kunnen verslinden. Hij steeg af, greep de teugels en sleepte zich met zijn paard langzaam voort. Van tijd tot tijd keek hij door zijn kijker en eindelijk ontdekte hij dat er een man op de grond lag met erom heen verscheidene coyotes en gieren.

De man kon nog niet dood zijn, want dan zouden de dieren zich al lang op hem geworpen hebben.

De jonge man huiverde. Wat hij daar aanschouwde, zou zijn eigen lot zijn als er niet spoedig uitkomst kwam.

`Wie zou het zijn? Een Jager? En waar is zijn paard? Ze zullen hem verscheuren en zijn bloed...'

Plotseling kreeg hij een idee.

`Nee, ons bloed krijgen ze niet; maar het hunne zal ons redden!'

Hij gaf zijn paard het gebruikelijke teken om te gaan liggen.

Daarna dook hij in elkaar en sloop in de richting van de coyotes. Zodra hij zag dat ze hem in de gaten hadden, maakte hij een dubbele lus van zijn lasso en stak hem met zijn mes in het zand vast. Then legde hij er een paar stukken gedroogd buffelvlees bij die hij nog in zijn voorraadzak had, kroop weer een eindje terug en ging languit op de grond liggen.