Dien beijverde zich neêrgeworpen draperieën en afgegleden kettingen op te rapen. De drie jongens rolden op een matras over elkaâr.
—Was het mooi, mama? vroeg Lili.
—Was het mooi, mevrouw? riep Frédérique tegelijkertijd.
—Prachtig mooi! Ze hadden het nog eens willen zien.
—Nog eens! Ik ben nu al half dood! riep Lili, en zij liet zich kwijnend, met geloken oogen, in een fauteuil neêr, terwijl ze er een grooten bundel van afgooide. Dien werd wanhopig: zóo zou zij nooit aan een eind komen.
—Lili, rust dan toch! riep Paul, boven op zijn trap, haar uit de andere kamer toe; je krijgt nu zoo een vermoeiende poze. Tante, zegt u toch aan Lili, dat ze moet rusten! en hij wierp eenige bonte tapijten van de koorden af, waarover zij geplooid hingen. Dien ging aan het opvouwen.
—Dien, witte lakens en witte tulle! riep Marie. Dien hoorde verkeerd en bracht verkeerd aan.
Ieder sprak, ieder beval en vroeg; de grootste wanorde begon te ontstaan. Paul roerde zich in wanhoop, zonder begrepen te worden, op de hoogste trede van de trap.
—Ik kan niet meer! sprak hij, neêrhurkend en woedend. Ik moet ook alles alleen doen!
Mevrouw Verstraeten was, na Pauls verzoek aan Lili herhaald te hebben, vertrokken om den knechts te zeggen, dat de jonge artisten niet vergeten mochten worden. De eersten kwamen dus weldra binnen, met groote bladen vol glazen wijn en limonade, gebak en sandwiches. De wanorde steeg ten top. De drie jongens lieten zich bedienen op hun matras, waarover een der Jannen een stroom orgeade goot. Toen stortte Marie op hen in een woede van woorden toe, en zij trok met Dien de matras onder hen weg, naar de andere kamer.
—Frédérique, help dan toch eens aan den achtergrond! riep Paul, steeds gehurkt, en met eene verwijtende stem. Hij had het reeds opgegeven meester te blijven over de drie jongens, die nu echter door oude Dien buitelend en gillend uit de kamer werden verdreven. Het werd een weinig rustiger, ieder was echter bezig, behalve Lili.
—Wat een rommel! sprak zij binnensmonds; en zij borstelde zittend heure haren uit, golvend en aschblond, om daarna van een grooten kwast een sneeuw van poeder op haar armen te doen vallen.
Dien kwam terug, ademloos, en het hoofd schuddende met een goedigen glimlach.
—Dien, witte lakens en tulle, gauw! riepen Freddy, Marie en Paul tegelijkertijd. Paul was van zijn trap afgeklommen, had het groote witte kruis, waaronder hij bijkans bezweek, op de estrade geplaatst en vlijde de matras en tal van kussens aan het voetstuk.
—Dien, witte lakens en tulle, alle tulle en gaas, dat er is! En Dien bracht het aan, met de andere meiden, wit, alles wit.
V.
Mevrouw Verstraeten was naast haar nicht, Betsy van Raat, gaan zitten. Zij was gehuwd met den ouderen broêr van Paul.
—Jammer, dat Eline niet is gekomen; ik had op haar gerekend, om de lange pauzes met wat muziek aan te vullen. Ze zingt zoo lief.
—Ze was waarlijk niet wel, tante. U begrijpt, hoe ’t haar spijt, ooms verjaardag niet te kunnen meêvieren.
—Wat heeft ze?
—Ach, ik weet niet, ze was zenuwachtig, geloof ik.
—Ze moet heusch niet zoo toegeven aan die buien. Met een beetje energie kom je die nervoziteit wel te boven.
—U weet het, tante, het is de ziekte van het jongere geslacht! zeide Betsy, met iets als een treurigen glimlach.
Mevrouw Verstraeten zuchtte, en schudde toestemmend het hoofd.
—A-propos, hernam zij. De meisjes zullen morgenavond zeker te moê zijn om naar de opera te gaan. Zoû je misschien onze loge willen hebben?
Betsy bedacht zich even.
—Ik heb morgen een dinertje, tante, maar toch wil ik de loge heel gaarne hebben. Alleen de Ferelijns en Emilie en Georges komen, maar de Ferelijns wilden vroeg weggaan, omdat de kleine Dora weêr niet wel is geweest, en dan zoû ik met Emilie en Georges een acte kunnen gaan hooren.
—Nu, dat is dan afgesproken. Ik zal je de kaartjes sturen! sprak mevrouw Verstraeten, en stond op.
Ook Betsy stond op. Georges De Woude Van Bergh wilde haar juist aanspreken, maar zij deed, alsof zij hem niet zag. Zij vond hem van avond onverdragelijk; reeds tweemaal had hij haar aangesproken en beide malen hetzelfde gezegd, iets over de tableaux. Gedecideerd, hij had geen conversatie. Morgenavond zoû zij hem ook al moeten genieten. Tantes loge was een uitkomst.... Haar man stond in de serre met een groep heeren, den heer Verstraeten, den heer Hovel, Otto en Etienne Van Erlevoort, die druk redeneerden, en hij luisterde toe, met zijn groot dik lichaam de bladeren eener palm verdrukkend, een ietwat dommen lach op zijn goedig gelaat.
1 comment