En zij betrapte zich op het idée, wel eens met dien komedietroep te willen meêdoen: ze vond dat Frédérique, Marie, Lili, Paul en Etienne een uitstekende levensopvatting hadden, altijd vroolijk samen, vol plannen van pretjes. Het was wel aardig zich te laten bewonderen, mooi gedrapeerd. En Paul had een lieve stem, ze vond het heerlijk duo’s met hem te zingen, en ze vergat, dat ze een paar dagen geleden aan haar zangmeester had gezegd, dat hij hoegenaamd geen klank in zijn orgaan had.

Ze was dus aangenaam gestemd en ze zong een tweede wals, die van Juliette uit Gounods opera. Ze dweepte met Gounod!

Het was half elf, toen er geklopt werd aan haar deur.

—Binnen! riep ze en liet, omziende, haar fijne vingers rusten op de toetsen.

Paul van Raat trad de kamer in.

—Bonjour Eline. Dag, kleine rakker.

—Zoo, Paul!

Zij stond op, eenigszins verbaasd hem te zien. Ben liep naar zijn oom toe en trok zich aan zijn beenen op.

—Wat kom je al vroeg. Ik dacht, dat je vanmiddag zou komen zingen. Maar daarom ben je niet minder welkom, hoor! Ga zitten, en vertel mij van de tableaux! riep Eline opgetogen.... toen, zich bedenkende, dat zij den dag te voren ongesteld was geweest, hernam ze kwijnend:

—Het speet me vreeselijk, dat ik gisteren zoo ziek en akelig was. Vreeselijke hoofdpijn....

—Ik kan het je niet aanzien.

—Heusch, Paul! Denk je, dat ik anders niet was gekomen om je talent te bewonderen? Kom, vertel me, vertel me alles! en zij trok hem meê naar de sofa, vanwaar zij de prachtwerken afwierp.

Paul had zich eindelijk bevrijd van Ben, die, aan zijn handen hangend, zich op de hielen liet wiegelen.

—Kom, laat los, Ben, dikke jongen! En is de hoofdpijn nu over?

—O ja, heelemaal. Ik ga vanmiddag meneer Verstraeten nog feliciteeren, en mijn excuses maken. Maar Paul, vertel me nu....

—Ik kwam je juist vertellen, dat ik van middag niet kom zingen, hoor Elly. Ik heb geen toon in mijn stem; gisteren heb ik zóó moeten brullen en brommen, dat ik er schor van ben. Maar we hebben veel succes gehad....

En hij begon honderd uit te vertellen over de tableaux. Het waren zijn idées en veel was zijn handenarbeid geweest, o.a. het kladderen van de achtergronden; maar ook de meisjes hadden een maand lang zwaar werk gehad met de costumes en duizenden kleinigheden. Dien middag zou Losch komen om fotografies te nemen van de laatste groep; zelfs al was hij dus op stem geweest, had hij niet kunnen komen zingen. En daarbij gevoelde hij zich zôo stijf; hij had gewerkt als een timmerman, maar de meisjes zouden zeker ook wel uitgeput zijn. Gepozeerd had hij niet; hij had het reeds zoo druk met de organizatie der voorstelling gehad.

Hij liet zich een weinig achterover vallen in de Perzische kussens der sofa, overlommerd door de aralia , en streek zich met de hand over het haar. Het trof Eline, hoe hij op Henk geleek, ofschoon hij tien jaar jonger, slanker en levendiger was, fijner besneden van gelaat en verstandiger van blik. Maar een enkel gebaar, een optrekken der wenkbrauwen, deed die gelijkenis soms treffend uitkomen, en al waren zijn lippen dunner onder zijn blond kneveltje, dan die van Henk, onder zijn dikken snor, toch lachte hij met den zelfden trek en de zelfde volle diepe zachtheid van zijn broêr.

III.

—Waarom neem je toch geen goede schilderles, Paul? vroeg Eline , als je toch talent hebt....

—Dat heb ik juist niet! lachte hij. Het zou de moeite niet loonen. Ik klodder zoo wat, precies zooals ik wat galm. Het is allemaal niets.

En hij zuchtte om zijn gemis aan energie om zijn onbeduidende talentjes tot iets hoogers te ontwikkelen.

—Je laat me denken aan papa, sprak zij, en er trok een waas van weemoed over haar woorden, toen het gepoëtizeerd beeld haars vaders voor haar blik verrees....—Hij had bepaald buitengewoon veel talent, maar zijn gezondheid was in den laatsten tijd te zwak, dan dat hij iets groots kon scheppen. Ik herinner mij, dat hij juist aan een kolossaal doek bezig was, een scène uit Dantes Paradiso, geloof ik, juist toen.... toen hij stierf. Arme papa! Maar jij, je bent nog jong en flink, ik begrijp niet hoe je niet verlangt om wat te doen, iets groots, iets bizonders.

—Je weet, dat ik bij Hovel werken ga; oom Verstraeten heeft het voor mij bedisseld.

Hovel was advocaat en procureur en daar Paul inderdaad nog al vroeg, na een afwisseling van hard blokken en lang luieren, in de rechten gepromoveerd was, had oom Verstraeten gemeend den jongen meester een dienst te doen, door hem zijn vriend aan te bevelen. Paul zou dus op Hovels kantoor werken, tot hij zichzelven als advocaat zou vestigen.

—Bij Hovel? Een heele beste man! Ik mag zijn vrouw heel gaarne. O, maar dat zal uitstekend zijn, Paul!

—We zullen hopen!

—Maar zie je, als ik een man was, zou ik maken, dat ik beroemd werd. Kom Ben, wees nu niet lastig, ga nu de mooie plaatjes kijken, hier op den grond! Zou je het niet heerlijk vinden beroemd te zijn? Zie je, als ik niet Eline Vere was dan werd ik actrice!

En zij galmde een roulade uit, die van haar lippen viel als een ris diamanten.

—Beroemd!—minachtend haalde hij de schouders op.