Blijkbaar
hadden mijne vijanden invloed op hem gehad. De tweede officier en
Murphy deden niet eens moeite om te verbergen, hoeveel genoegen hun
mijn ongenade deed.
Ons schip kreeg last om naar Portsmouth te zeilen, alwaar de
commandant, die met verlof was, aanboord zou komen. Wij zagen hem
dan ook spoedig na aankomst opdagen, en toen had de eerste officier
aan hem te rapporteeren over hetgene in zijne afwezigheid was
voorgevallen. Ik had nu tien dagen achtereen dienst in den voortop
gedaan, en het was de bedoeling van Mr. Handstone geweest, dat ik
nog bovendien aan een der stukken lichamelijk afgestraft zou worden
voor het laten wegloopen van mijn volk. Hoewel aanvankelijk de
kolonel daar wel ooren naar had, bleef toch dit gedeelte mijner
straf achterwege. Voor het overige was ik nog steeds uit de
voorlongroom gebannen en at, hoewel lid van de algemeene tafel
gebleven, steeds mijn maal eenzaam op mijn kist. Mijn jongste
kameraads spraken alleen tersluiks met mij, uit vrees voor de
ouderen, die mij zoo goed als doodverklaard hadden.
De straf van dienst doen in den voortop had niet veel te
beduiden. Ik ging als »alle hens op” was naar boven, zoo ook
gedurende den tijd, dien ik anders de wacht zou hebben, en troostte
mij met een boek, zoolang ik niet zelf nu en dan de handen uit de
mouw moest steken. De matrozen beschouwden mij eenigszins als
martelaar in hunne zaak en beijverden zich om strijd, mij voort te
helpen in het leeren splitsen en knoopen, reven, vastmaken der
zeilen enz.; eerlijk moet ik bekennen, dat het de beste uren van
mijn scheepsleven waren, die ik met die eerlijke pikbroeken
sleet.
Of dit nu door mijne vijanden opgemerkt werd, weet ik niet; maar
kort na zijne aankomst werd ik bij den commandant in de kajuit
geroepen, en ontving daar een lesje over mijn wangedrag, zoowel wat
betrof mijn overgevoelig en twistziek karakter, als het wegloopen
van mijn manschappen. [36]»Ware het niet,” zoo vervolgde hij, »om uw
overigens goed gedrag, dan zoude uwe straf veel zwaarder geweest
zijn; ik wil nu niet betwijfelen, dat deze kleine correctie er toe
zal bijdragen, dat gij u in ’t vervolg beter in acht neemt. Wij
zullen het nu hierbij laten blijven; gij kunt weer uwe gewone
diensten hervatten.”
De tranen, die eene harde behandeling mij niet had kunnen
afpersen, kwamen mij nu in de oogen, en het duurde eenige
oogenblikken vóór ik genoegzaam bedaard was om voor de ondervonden
goedheid te bedanken en een uitlegging te geven van de oorzaken
mijner ongenade. Ik vertelde nu, hoe ik sedert mijn komst aan boord
als een hond behandeld was geworden, en dat ik nu voor het eerst
eens menschelijk was toegesproken. Ik gaf een overzicht van al mijn
lijden, aanvangende met dat noodlottige glas wijn, waarvan ik de
bedoeling niet dadelijk had begrepen. Ik verzweeg niet, dat ik
Murphy’s kooi had afgesneden en hem een koperen kandelaar naar het
hoofd had geworpen, en gaf daarbij de verzekering, dat ik nooit de
eerste aanleiding gaf en nooit mijn vuist oplichtte vóór ik zelf
geslagen was. Ik zeide bovendien, dat ik niet voornemens was ooit
een slag te ontvangen, of mij een onbehoorlijken naam te hooren
toevoegen, zonder dit kwalijk te nemen. Dat was nu eenmaal mijn
aard, en al zoude dit mij het leven kosten, ik kon het niet
veranderen. »Sedert ik aan boord ben,” vervolgde ik, »zijn er
dikwijls matrozen van sloepen weggeloopen, en de betrokken
officieren of adelborsten kwamen er altijd met een berisping af,
terwijl ik, nog zoo goed als vreemd aan boord, met de grootste en
vernederendste gestrengheid behandeld ben geworden.”
De kolonel luisterde aandachtig naar mijne verdediging, welke,
naar ik meende, eenigen indruk op hem maakte. Later vernam ik, dat
hij den heer Handstone onder handen had genomen over de bijzondere
gestrengheid, die hij in mijn geval getoond had; hij merkte op, dat
ik òf later een uitstekend officier zou worden, òf dat er niets van
mij zou terechtkomen. Mijzelf was gebleken, dat ik tegenover de
grootere vijandschap van mijn oudste kameraden, door mijn weerstand
bieden aan hun wederrechtelijke handelingen, eenige machtige
vrienden in het schip had gekregen, van welken de commandant een
was. Ook enkele officieren begonnen mij recht te laten wedervaren
en bewonderden dien, voor de gevolgen zoo onverschilligen, geest
van verzet in mij. De omkeer in de algemeene stemming bleek uit de talrijke uitnoodigingen die ik
[37]aan
de kajuits- en officierstafel kreeg. De jongste kadets ontvingen
mij nu weer openlijk in hun midden; doch de ouderen bleven mij met
achterdocht behandelen.
Spoedig maakte ik nu met de jongens van mijn leeftijd een
geregeld verbond van onderlinge bescherming, dat een gewichtige rol
zou vervullen in onze toekomstige twisten. Een paar hunner hielden
zich flink aan de gemaakte overeenkomst; de anderen beloofden wel,
maar kwamen op het gewichtige oogenblik niet uit den hoek. Ons
contract was hoogst eenvoudig, slechts uit twee artikelen
samengesteld. Het eerste hield de op elk rustende verplichting in:
om het eerste harde of zware voorwerp, dat men grijpen kon, dengene
naar het hoofd te smijten, die een onzer sloeg, altijd wanneer de
aanvaller te sterk scheen te zijn om hem op de gewone manier te
bevechten. Het tweede artikel was een herinnering aan onze rechten
als deelgenoot van de tafel, waaraan wij allen hetzelfde bedrag
betaalden, en bepaalde, dat wij ons door list zouden zien te
verschaffen, wat ons door kracht werd onthouden.
Mijn uitlegging bij art. 1 was, dat wij ons daardoor een
behoorlijke, beleefde behandeling van de anderen zouden verzekeren;
want voortaan zouden zij zich wel wachten om met ons te beginnen,
nu het voor hen zoo gevaarlijk kon afloopen;—bij art. 2, dat wij nu
voortaan gelijk zouden opdeelen en niet langer behoefden aan te
zien, dat de oudsten mooi weer speelden van de smakelijkste aan ons
gezamenlijk toebehoorende provisiën en dranken. Aangezien ik de
uitvinder van dit contract was, kon men mij met recht als de leider
van de oppositie beschouwen.
Eindelijk zeilden wij uit, met last om ons te vereenigen met de
vloot, die onder bevel van lord Nelson vóór Cadix kruiste.
1 comment