Gullivers Reizen

Jonathan Swift

Gullivers reizen

Vertaald door Thérèse Keulen

Wereldberoemde verhalen

1726–2003

Gullivers reizen is een scherpe satire op de Engelse samenleving, inspelend op het hof, de wetenschap en het menselijke moraal. Ook is het een parodie op het thema reisverhalen.

Het boek heeft voor veel ophef gezorgd bij de Engelse Koninklijke Academie van Wetenschappen omdat het een satire was.

Het boek was vanaf het moment van verschijnen een succes en is dat sindsdien gebleven. Gullivers reizen wordt beschouwd als J.Swifts meesterwerk en als een klassieker in de wereldliteratuur. Dit boek is ook zeer populair geworden als kinderboek.

DEEL I

EEN REIS NAAR LILLIPUT

1

Hoe ik bij de Lilliputters terechtkwam

Mijn vader had een klein landgoed in het graafschap Nottinghamshire en ik was de derde van zijn vijf zonen. Op mijn veertiende ging ik naar het Emmanuel College in Cambridge. Toen mijn vader na drie jaar geen geld meer had om mij langer te laten studeren, werd ik leerling bij James Bates, een uitstekende heelmeester* in Londen.

Dokter

Van de kleine bedragen die mijn vader me af en toe stuurde, nam ik lessen in scheep-vaartkunde en wiskunde. Ik was altijd al van plan om te gaan reizen en ik dacht dat ik daar nog wel eens iets aan zou hebben. Na vier jaar ging ik weer terug naar huis. Mijn vader gaf mij veertig pond zodat ik zou kunnen gaan studeren in Leiden en bovendien beloofde hij mij ieder jaar veertig pond te sturen. Ik studeerde twee jaar en zeven maanden om dokter te worden.

Na mijn terugkeer raadde dokter Bates mij aan om scheepsarts te worden op de Swallow, het schip van kapitein Abraham Pannell. Ik bleef drieënhalf jaar bij hem in dienst en ik maakte een paar reizen naar de Levant* en een aantal andere gebieden.

De landen ten oosten van Italië, de kusten van Klein-Azië

Daarna vestigde ik me in Londen. Bates hielp me daar zo veel mogelijk bij, en hij beval me ook aan bij verschillende van zijn patiënten. Ik ging in een klein huis in de Old Jewry wonen en ik trouwde met Mary Burton.

Twee jaar later stierf dokter Bates. Omdat ikzelf weinig vrienden had, begonnen mijn zaken steeds slechter te gaan. Ik wilde geen oneerlijk werk doen, zoals veel van mijn collega’s. Nadat ik dat met mijn vrouw en een paar kennissen goed had doorgesproken, besloot ik weer naar zee te gaan. Ik werkte als heelmeester op twee schepen. Zes jaar lang maakte ik verschillende reizen naar Oost- en West-Indië. In mijn vrije tijd las ik werk van de beste schrijvers en als ik aan wal was, bestudeerde ik de gewoonten van de mensen daar. Bovendien probeerde ik zo veel mogelijk van hun taal te leren, en dat vond ik erg gemakkelijk, omdat ik een goed geheugen had. Omdat ik zo weinig verdiende, kreeg ik genoeg van de zee en ik nam me voor thuis te blijven bij mijn vrouw en mijn gezin. We verhuisden van de Old Jewry naar Fetter Lane, en vandaar naar Wapping. Ik hoopte onder de zeelieden nieuwe patiënten te vinden, maar ik had weinig succes. Toen het na drie jaar nog niet veel beter ging, nam ik een aantrekkelijk aanbod aan van kapitein William Prichard. Hij was gezagvoerder op de Antilope en hij zou een reis gaan maken naar de Zuidzee.

We gingen op 4 mei 1699 vanuit Bristol onder zeil en onze reis verliep heel voorspoedig totdat we tijdens onze tocht naar Oost-Indië door een zware storm naar het noordwesten werden gedreven. We bevonden ons op dertig graden twee minuten zuiderbreedte. Door het harde werk en het slechte voedsel waren al twaalf bemanningsleden gestorven en de anderen waren er slecht aan toe. Op vijf november–in die streken het begin van de zomer–liepen we, bij mistig weer, boven op een klip. We kwamen zo ongelukkig terecht dat het schip onmiddellijk in stukken brak. Zes bemanningsleden, onder wie ikzelf, slaagden erin de sloep in zee neer te laten en uit de buurt van het schip en de klip te komen.