Als we op de bodem van de zak stonden, konden we de bovenkant van de zuilen maar met veel moeite bereiken. Een ervan was bedekt en scheen uit één stuk te bestaan, maar aan de bovenzijde van de andere zat een witte, ronde substantie, ongeveer twee keer zo groot als onze hoofden. In elk van beide zat een enorme stalen plaat. Volgens onze instructies moest hij ons deze platen tonen, omdat we vreesden dat de dingen gevaarlijk zouden kunnen zijn. Hij haalde ze uit hun huls en vertelde dat het in zijn land de gewoonte was zijn baard met een van beide te scheren en met de andere zijn vlees te snijden. Er waren twee zakken die we niet open konden krijgen: die noemde hij zijn gordel-zakken. Het waren twee grote spleten die in de bovenkant van zijn middelbedekking waren uitgesneden maar die dichtgedrukt werden door de druk van zijn buik.

Uit de rechter gordelzak hing een grote zilveren ketting met een wonderlijk ding aan de onderkant. We zeiden hem dat ding uit zijn zak te halen. Het bleek een bol te zijn, voor de helft van zilver en voor de helft van een soort doorschijnend metaal, want aan de doorschijnende kant zagen we een aantal vreemde figuren die in een cirkel waren getekend, en we dachten dat we ze konden aanraken, tot we merkten dat onze vingers werden tegengehouden door het heldere materiaal. Hij hield het ding tegen onze oren en het maakte een geluid dat leek op dat van een watermolen. Wij vermoeden dat het óf een onbekend dier is, óf de god die hij aanbidt. Het waarschijnlijkst is de laatste mogelijkheid, want hij verzekerde ons (als we hem goed verstonden, want hij drukte zich zeer onbeholpen uit) dat hij zelden iets deed zonder het te raadplegen. Hij noemde het zijn orakel en zei dat het de tijd aangaf voor alles wat hij in zijn leven deed. Uit de rechter gordelzak haalde hij een net dat bijna groot genoeg was voor een visser. Het was zo gemaakt dat het open en dicht kon als een beurs en daar gebruikte hij het ook voor. We vonden er verschillende massieve stukken geel metaal in die, als ze van echt goud zijn, een immense waarde moeten hebben. Nadat we zo, gehoorzaam aan de bevelen van Uwe Majesteit, al zijn zakken ijverig hadden doorzocht, ontdekten we een gordel om zijn middel. Hij was gemaakt van de huid van een kolossaal dier. Daaraan hing, aan de linkerzijde, een zwaard met een lengte van vijf man en aan de rechterzijde een zak of buidel, verdeeld in twee ruimten. In iedere ruimte passen wel drie van Uwer Majesteits onderdanen. In een van deze ruimten zaten verschillende bollen of ballen van een bijzonder zwaar metaal, ongeveer zo groot als onze hoofden, die alleen door krachtige lieden kunnen worden opgetild. De andere ruimte bevatte een hoop zwarte korrels. Die waren echter niet groot of zwaar, want we konden er meer dan vijftig van in onze handpalm houden.

Dit is een nauwkeurige inventarisatie van wat wij vonden op het lichaam van de Mens-Berg, die ons zeer hoffelijk en met aan Uwe Majesteit verschuldigde eerbied behandelde.

Getekend en verzegeld op de vierde dag van de negenentachtigste maan van Uwer Majesteits zegenrijke regering,

Clefven Frelock, Marsi Frelock

Toen deze lijst aan de keizer werd voorgelezen, liet hij me een aantal zaken inleveren. Eerst noemde hij mijn sabel, die ik met schede en al losmaakte. Intussen beval hij drieduizend man van zijn keurtroepen (die hem toen begeleidden) op een afstand om me heen te gaan staan. Ze hielden pijl en boog gereed om te schieten, maar ik merkte dat niet, want mijn ogen waren uitsluitend op Zijne Majesteit gericht. Hij vroeg me mijn sabel te trekken, die, hoewel hij wat roest had opgelopen door het zeewater, op de meeste plaatsen uitzonderlijk blonk. Ik deed het en meteen slaakten alle manschappen een kreet die het midden hield tussen angst en verbazing, want de zon scheen helder en de weerschijn verblindde hun ogen toen ik de sabel in mijn hand heen en weer zwaaide. Zijne Majesteit, die een hoogst onverschrokken vorst is, was niet zo bang als ik verwachtte. Hij beval me het wapen weer in de schede te steken en zo zacht mogelijk op de grond te gooien.