Als er een hoge post vrijkomt door overlijden of ongenade (wat vaak voorkomt), vragen vijf of zes van die kandidaten de keizer verlof om Zijne Majesteit en het hof te vermaken met een dans op het koord. Degene die daarbij het hoogste springt zonder te vallen, krijgt het ambt. Ook de hoogste hoffunctionarissen moeten vaak hun behendigheid tonen en de keizer ervan overtuigen dat ze het kunstje nog beheersen. Van Flimnap, de schatmeester, wordt beweerd dat hij een salto kan maken op een strak koord dat minstens een duim hoger is gespannen dan bij de andere hoogwaardigheidsbekleders in het rijk. Ik heb hem verschillende malen achtereen een salto mortale zien uitvoeren op een plankje, vastgemaakt op het koord, dat niet dikker is dan gewoon pakgaren. Mijn vriend Reldresal, eerste secretaris voor vertrouwelijke zaken, komt naar mijn mening op de tweede plaats. De andere hoge ambtenaren zijn bijna allemaal even goed. Vaak gebeuren bij deze optredens fatale ongelukken. Zelf heb ik gezien hoe twee of drie kandidaten een been braken. Maar het gevaar is veel groter als de ministers zelf het bevel krijgen hun behendigheid te tonen. Doordat ze proberen zichzelf en hun ambtgenoten te overtreffen, sloven ze zich zo uit dat ze bijna allemaal wel eens gevallen zijn, sommigen van hen zelfs twee of drie keer. Een jaar of twee voor mijn komst zou Flimnap onherroepelijk zijn nek hebben gebroken als niet een van de konings-kussens, dat toevallig op de grond lag, zijn val zou hebben gebroken.

Er is nog een ander vermaak, dat alleen bij bijzondere gelegenheden voor de keizer, de keizerin en de eerste minister wordt vertoond. De keizer legt daarbij drie mooie zijden draden van zes duim lang op een tafel. Een ervan is blauw, de tweede rood en de derde groen. Die draden dienen als prijzen voor personen die de keizer wil onderscheiden met een bijzonder teken van zijn gunst. De ceremonie vindt plaats in het grote staatsievertrek van Zijne Majesteit. De kandidaten moeten daar een behendigheidsproef afleggen die sterk afwijkt van de vorige. In geen enkel land in de oude of nieuwe wereld heb ik ooit zoiets gezien. De keizer houdt een stok in zijn hand, helemaal evenwijdig aan de grond. De kandidaten komen een voor een naar voren en de ene keer springen ze over de stok, de andere keer kruipen ze er voorwaarts en achterwaarts een paar keer onderdoor, al naargelang de stok hoog of laag wordt gehouden. Soms houdt de keizer het ene eind van de stok vast en de eerste minister het andere, soms doet de minister het helemaal alleen. Wie het lenigst is en het springen en kruipen het langst volhoudt, wordt beloond met de blauwe zijden draad, de rode is voor de tweede en de groene voor de derde. Ze dragen ze allemaal driemaal om hun middel gewonden. Aan dit hof treft men maar weinig voorname personen aan die niet getooid zijn met een van deze gordels.

De paarden van het leger en die van de koninklijke stallen, die elke dag bij mij voorgeleid werden, waren niet meer schichtig en kwamen zelfs tot bij mijn voeten zonder te schrikken. De ruiters lieten ze wel over mijn hand springen, die ik dan op de grond hield, en een van de gardejagers van de keizer nam zelfs op een fors rijpaard mijn voet met schoen en al. Dat was bepaald een buitengewone sprong. Op een dag kon ik de keizer op een wel zeer buitengewone manier vermaken. Ik vroeg of hij verschillende stokken van twee voet lang en zo dik als een gewone wandelstok bij mij kon laten brengen. Daarop gaf Zijne Majesteit de opperhoutvester bevel dat te regelen. De volgende morgen kwamen er zes boswachters met evenveel wagens, elk getrokken door acht paarden.