Dan eten we motten-koekjes (de trommel stond in een klerenkast die ‘ingemot’ was) en drinken limonade.
Het gesprek ging over Peter. Ik vertelde, dat Peter me zo vaak over mijn wang strijkt, dat ik dat zo vervelend vond en dat ik niet hield van handtastelijke jongens.
Zij vroegen echter op oudersmanier of ik niet van Peter kon houden, daar hij zeker veel van mij hield. Ik dacht ‘o jee!’ en zei ‘o neen!’ Stel je voor!
Wel zei ik, dat Peter een beetje harkerig deed en dat ik dacht, dat hij verlegen was, want dat is zo met alle jongens, die nog niet vaak met meisjes omgegaan hebben.
Ik moet zeggen dat de schuilcommissie Achterhuis (afd. heren) zeer vindingrijk is. Moet je horen, wat ze nu weer bedacht hebben om mijnheer Van Dijk, hoofdvertegenwoordiger van Travies, goeden kennis en clandestiene-goederenopberger, een bericht van ons te laten zien! Ze tikken een brief aan een drogist in Zeeuws-Vlaanderen, klant van de zaak, en wel zo, dat de man een ingesloten briefje als antwoord moet insturen en in de bijgevoegde enveloppe terug moet zenden. Op die enveloppe schrijft vader het adres. Als deze enveloppe uit Zeeland terugkomt, wordt het inliggende briefje er uit gehaald en een met de hand geschreven levensteken van vader er in gestopt. Zo kan Van Dijk het lezen zonder argwaan te krijgen. Ze hebben juist Zeeland gekozen, omdat dit dicht bij België ligt en het briefje dus makkelijk over de grens gesmokkeld kan zijn, waarbij nog komt, dat niemand daar zonder speciale vergunning naar toe mag.
Je Anne.
Zondag, 27 September 1942
Lieve Kitty,
Ruzie met moeder gehad, voor de zoveelste keer in de laatste tijd; het gaat tussen ons jammer genoeg niet erg goed, ook met Margot kan ik niet goed opschieten. Hoewel er in onze familie nooit zo'n uitbarsting als boven is, is het er voor mij toch lang niet altijd prettig. De naturen van Margot en moeder zijn zo vreemd voor mij, ik snap mijn vriendinnen nog beter dan mijn eigen moeder, jammer is dat!
We praten vaak over na-oorlogse problemen, zoals bijvoorbeeld dat men niet geringschattend over dienstmeisjes moet spreken. Dit vond ik net zo erg als het verschil tussen mevrouw en juffrouw bij getrouwde vrouwen.
Mevrouw heeft voor de zoveelste keer de bokkepruik op; ze is erg humeurig en sluit steeds meer van haar privédingen weg. Jammer dat moeder niet elke Van Daan-verdwijning met een Frank-verdwijning beantwoordt.
Sommige mensen schijnen het een bijzonder genoegen te vinden, niet alleen hun eigen, maar ook nog de kinderen van hun kennissen op te voeden. De Van Daans behoren tot die mensen. Aan Margot is niets op te voeden, die is van nature de goed-, lief- en knapheid zelve, maar ik draag haar deel aan ondeugendheid ruimschoots mee. Meer dan één keer vliegen aan tafel de vermanende woorden en brutale antwoorden heen en weer. Vader en moeder verdedigen me altijd vurig, zonder hen zou ik de strijd niet steeds weer zo zonder blikken of blozen kunnen opnemen. Hoewel ze me steeds weer voorhouden dat ik minder moet praten, me met niets bemoeien moet en bescheidener moet zijn, faal ik meer dan ik slaag. En was vader niet altijd weer zo geduldig, had ik de hoop om ook nog eens te voldoen aan de ouderlijke eisen, die toch heus niet zo hoog zijn, al lang opgegeven.
Als ik van een groente, die ik helemaal niet lust, weinig neem en in plaats daarvan aardappels eet, kunnen Van Daan en vooral mevrouw over die verwendheid niet heen.
‘Neem nog wat groente, Anne, kom’, volgt dan al gauw.
‘Neen, dank u wel, mevrouw’, antwoord ik, ‘ik heb genoeg aan aardappels’.
‘Groente is erg gezond, dat zegt je moeder zelf, neem nog wat’, dringt zij dan aan, totdat vader er tussen komt en mijn weigering bevestigt.
Dan vaart mevrouw uit: ‘Dan had u eens bij ons thuis moeten zijn, daar werden de kinderen tenminste opgevoed, dit is geen opvoeding, Anne is verschrikkelijk verwend, ik zou dat nooit toestaan, als Anne mijn dochter was ...’
Daarmee begint en eindigt altijd de hele woordenstroom: ‘als Anne mijn dochter was’. Nu, gelukkig ben ik dat niet.
Maar om op ons opvoedingsthema terug te komen. Gisteren viel na mevrouws laatste woorden een stilte in. Dan antwoordde vader: ‘Ik vind dat Anne zeer goed opgevoed is, ze heeft toch tenminste al zoveel geleerd dat ze op uw lange preken geen antwoord meer geeft. Wat de groenten betreft kan ik u niets anders antwoorden dan vice versa’.
Mevrouw was verslagen en grondig ook. Dat vice versa duidde namelijk rechtstreeks op haar eigen minieme portie. Mevrouw voert voor haar verwendheid als reden aan, dat te veel groente vóór het naar bed gaan voor haar ontlasting slecht is. Laat ze dan over mij in ieder geval haar mond houden. Het is zo grappig om te zien hoe gauw mevrouw Van Daan een kleur krijgt. Ik lekker niet en daar ergert ze zich heimelijk ontzettend aan.
Je Anne.
Maandag, 28 September 1942
Lieve Kitty,
Mijn brief van gisteren was nog lang niet af, toen ik met schrijven op moest houden. Ik kan de lust niet bedwingen om je nog een onenigheid mede te delen, maar voordat ik daaraan begin dit:
Ik vind het heel gek dat volwassen mensen zo gauw, zo veel en over alle mogelijke kleinigheden ruzie maken; tot nu toe dacht ik altijd dat kibbelen een kindergewoonte was, die later uit zou slijten. Er is natuurlijk wel eens aanleiding voor een ‘echte’ ruzie, maar dat woordengeplaag hier is niets anders dan kibbelarij.
1 comment