Maar wie is het bangst als ze schieten? Niemand anders dan Petronella.
Henk heeft het herderlijk schrijven van de bisschoppen aan de mensen in de kerk voor ons meegebracht. Het was reuze-mooi en opwekkend geschreven. ‘Blijft niet stilzitten, Nederlanders, ieder vechte met zijn eigen wapenen voor de vrijheid van land, volk en godsdienst! Helpt, geeft, aarzelt niet!’ Dat roepen ze zomaar van de preekstoel. Zou het helpen? Onzen geloofsgenoten stellig niet.
Stel je voor, wat ons nu weer overkomen is. De huiseigenaar van dit perceel heeft, zonder Kraler en Koophuis in te lichten, het huis verkocht. Op een morgen kwam de nieuwe huiseigenaar met een architect het huis bezichtigen.
Gelukkig was mijnheer Koophuis aanwezig, die den heren alles heeft laten zien, op ons Achterhuis na. Hij had zogenaamd de sleutel van de tussendeur thuis vergeten. De nieuwe huiseigenaar vroeg niets verder. Als hij maar niet terugkomt en toch het Achterhuis wil zien, want dan ziet het er lelijk voor ons uit.
Vader heeft voor Margot en mij een kartotheekdoos leeggemaakt en er kaartjes in gedaan. Dit wordt de boekenkartotheek, we schrijven namelijk alle twee op welke boeken we gelezen hebben, door wie ze geschreven zijn, enzovoort. Voor vreemde woorden heb ik me een apart boekje aangeschaft.
Moeder en ik schieten de laatste tijd wel beter met elkaar op, maar vertrouwelijk zijn we nooit. Margot is kattiger dan ooit en vader heeft iets waarmee hij niet voor de dag wil komen, maar is toch altijd een schat.
Nieuwe boter- en margarineverdeling aan tafel! Ieder krijgt zijn stukje smeersel op zijn bord. Mijns inziens geschiedt de verdeling daarvan door de Van Daans zeer oneerlijk. Mijn ouders zijn echter veel te bang voor ruzie om er wat van te zeggen. Jammer, ik vind dat je zulke mensen altijd met gelijke munt terugbetalen moet.
Je Anne.
Woensdag, 10 Maart 1943
Lieve Kitty,
Gisteravond hadden we kortsluiting, bovendien paften ze onophoudelijk. Ik heb mijn angst voor alles wat schieten of vliegers is nog niet afgeleerd en lig haast elke nacht bij vader in bed, om daar troost te zoeken. Dat kan nu wel erg kinderachtig zijn, maar je moest het eens meemaken. Je kunt je eigen woorden niet meer verstaan, zo bulderen de kanonnen. Mevrouw, de fataliste, begon haast te huilen en sprak met een heel benepen stemmetje: ‘O, het is zo onaangenaam, o ze schieten zo hard’, dat wil zeggen: ‘Ik ben zo bang’.
Bij kaarslicht leek het nog niet eens zo erg, als toen het donker was. Ik rilde alsof ik koorts had en smeekte vader om het kaarsje weer aan te maken. Hij was onverbiddelijk, het licht bleef uit. Plotseling schoten machinegeweren, dat is nog tienmaal erger dan kanonnen. Moeder sprong uit bed en stak, tot ergernis van Pim, de kaars aan. Haar resolute antwoord op zijn gemopper was: ‘Anne is toch geen oude soldaat’. Daarmee basta.
Heb ik je al van mevrouws andere angsten verteld? Ik geloof van niet. Om in al de Achterhuisavonturen ingelicht te zijn moet je ook dit weten. Mevrouw meende op een nacht op zolder dieven te horen, ze vernam echte harde stappen en was zo bang, dat ze haar man wekte. Net op dat ogenblik verdwenen de dieven en het lawaai dat mijnheer nog hoorde was het kloppen van het bange hart der fataliste. ‘Och Putti (mijnheers troetelnaam), ze hebben zeker de worsten en al onze peulvruchten meegenomen.
1 comment