Daarbij werd een beroep gedaan op het gezonde verstand van het hele volk: en de oplettende waarnemer zal weten dat dat gezonde verstand groeiende is, terwijl het staatsmanschap achteruit gaat. Duidelijke bewijzen van het opvallendste kenmerk van de groei van een moderne democratie, vindt men ruimschoots terug in onze jongste geschiedenis.
Nadat tot publicatie was besloten, was de vorm waarin dat moest gebeuren het volgende punt van discussie. 'Carruthers' was net als de heer 'Davies' een voorstander van een sobere uiteenzetting van de belangrijkste feiten, ontdaan van elke vorm van warme menselijkheid. Ik was daar fel tegen. In de eerste plaats omdat daarmee de geruchten gevoed in plaats van ontzenuwd zouden worden. En in de tweede plaats omdat het verhaal in die vorm weinig overtuigend zou overkomen en daardoor zijn doei voorbij zou streven. De personen en gebeurtenissen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Omzeilen, verkorten of weglaten zou de lezers het gevoel kunnen geven om de tuin te worden geleid. Mijn aandringen om het verhaal zo duidelijk en gedetailleerd mogelijk weer te geven, was inderdaad nogal gewaagd. Om prettig leesbaar te zijn en zo een grote lezerskring aan te trekken, moest het een open en eerlijk verhaal worden. Zelfs de anonimiteit was ongewenst. Bepaalde voorzorgsmaatregelen waren echter absoluut noodzakelijk.
Om kort te gaan, mijn hulp werd ingeroepen en die kregen ze meteen. Er werd afgesproken dat ik de uitgave van het boek zou verzorgen;dat 'Carruthers' mij zijn dagboek zou geven en mij daarnaast nog gedetailleerder verslag zou uitbrengen en zijn eigen standpunt over alle stadia van het 'onderzoek' kenbaar zou maken; dat de heer 'Da-vies' aan de hand van kaarten en landkaarten hetzelfde zou doen en dat het hele verhaal zou worden geschreven, zoals het uit hun mond werd opgetekend, met alle grappen en gissingen, met de zonnige en schaduwzijden, precies zoals het allemaal was gebeurd. Wel werd nog bepaald dat het jaar waarin het zich afspeelde niet zou worden vermeld; dat er gefingeerde namen zouden worden gebruikt en dat wij ons bepaalde vrijheden zouden kunnen veroorloven om de identiteit van de Engelse hoofdpersonen niet prijs te geven.
Vergeet niet dat die mensen nu in ons midden leven. En mocht u van mening zijn dat er vluchtig en aarzelend over een bepaald onderwerp wordt heengestapt, verwijt dat dan niet de schrijver. Of het nu om bekende personen gaat of niet, hij zegt liever iets te weinig, dan de indruk te wekken onbeschaamd te zijn.

                                                                    maart 1903 E.C.

1. De Brief


Ik heb over mannen gelezen die uit hoofde van hun beroep langere tijd in afzondering moesten leven - afgezien van een paar zwarte gezichten - en er een gewoonte van maakten zich voor het avondeten toch netjes aan te kleden om hun zelfrespect te bewaren en niet in barbarisme te vervallen.
Ongeveer in die stemming, een beetje in mezelf gekeerd, maakte ik om zeven uur op de avond van de 23e september van een recent jaar, toilet in mijn kamers in Pall Mall. De datum en de plaats rechtvaardigden naar mijn inzicht de parallel: in mijn voordeel zelfs, want de sombere Birmaanse administrateur kan dan wel een grofbesnaard man zijn met botte gevoelens, hij is tenminste alleen met de natuur, terwijl ik - oftewel de jongeman van stand en met stijl, die de juiste mensen kent, tot de juiste clubs behoort en met een zekere, mogelijk briljante toekomst bij Buitenlandse Zaken - een excuus heeft voor een gevoel van zelfingenomen martelaarschap, omdat hij, levend aan de hand v;in de maatschappelijke kalender, tot de uiterste eenzaamheid van I ouden in september is gedoemd. Ik zeg 'martelaarschap', maar in werkelijkheid was het veel erger, want iedereen weet hoe plezierig het is om je martelaar te voelen. Het werkelijk tragische van mijn situatie was, dat ik dat stadium al voorbij was.
Sinds midden augustus, toen de vriendschapsbanden nog nieuw waren en men met mij meeleefde, had ik de situatie bewust uitgebuit. Ik was me ervan bewust dat men mij op het feest op Morven Lodge had gemist. Lady Ashleigh had me dat zelf heel vriendelijk verteld in haar antwoord op de brief, waarin ik in verheven bewoordingen haar mijn omstandigheden uitlegde, die mij ertoe hadden gedwongen om op mijn kantoor te blijven. 'We weten hoe druk je het nu moet hebben,' schreef ze. 'en ik hoop echt dat je je niet zult overwerken. We zullen je allemaal erg missen.' De ene vriend na de andere 'ging weg' om te gaan sporten of een frisse neus te halen met de belofte te zullen schrijverij m goedbedoelde betuigingen van medeleven. En terwijl iedereen liet zinkende schip verliet, schepte ik een grimmig genoegen in mijn ellende, waarbij ik bijna genoot van de eerste paar weken nadat mijn wereld ten slotte op de vier winden uiteen was gejaagd. Ik deed of ik me interesseerde voor de resterende vijf miljoen en schreef diverse knappe brieven met een vleugje goedkope satire, waarin ik in bedekte termen het pathos van mijn situatie weergaf, maar erbij zei, ruimdenkend genoeg te zijn om intellectueel vermaak te vinden in het leven, de mensen en de gewoonten van Londen in het stille seizoen. Op aandrang van anderen deed ik zelfs weldoordachte dingen. Want, hoewel mijn voorkeur had moeten uitgaan naar een volledig isolement, ontdekte ik vanzelfsprekend dat er nog meer ongelukkigen waren zoals ik, die, in tegenstelling tot mij, de situatie i n een uiterst prozaïsch licht zagen. Na de kantooruren waren er rivier excursies; maar ik houd niet van de rivier vanwege de lawaaierige alledaagsheid en al helemaal niet in dit jaargetijde.