Zijn hoofd was voor mij net zichtbaar in de boeg. We waren vertrokken uit wat een smalle zeearm bleek te zijn en lieten de lichten van een grote
ad achter ons. Links van ons bevond zich een lang front van verlichte kaden met daarlangs hier en daar de vage omtrek van een stoomboot. We voeren langs de laatste lichten en kwamen in breder water, waar ren lichte bries woei en langs beide oevers donkere heuvels te zien waren.
'Ik lig een eindje verder de fjord in, zie je,' zei Davies. 'Ik lig niet graag dichtbij een stad, bovendien vond ik hier een timmerman - daar is het! Ik ben benieuwd hoe je 'm zult vinden.'
Ik ging rechtop zitten. We voeren een kleine baai binnen door bomen omzoomd en naderden een licht, dat flikkerde in het tuig van een klein schip waarvan de omtrekken langzaam duidelijker werden.
Hou 'm af!' riep Davies toen we langszij voeren.
In een oogwenk was hij aan dek gesprongen, had de lijn vastgelegd en kwam naar mijn kant.
Als jij nu alle spullen naar boven aangeeft,' beval hij, 'pak ik ze aan.'
Het was een heel karwei, met als enige troost dat ik niet ver hoefde te reiken - een schrale troost, omdat zich even later andere moeilijkheden aandienden. Toen de hele berg aan boord was, volgde ik en stapte daarbij op het zachte pakje met vlees, dat door het broeien al griezelige tekenen van ontbinding begon te vertonen. Vaag herinnerde ik mij ineens hoe ik de laatste keer aan boord was gegaan van een jacht: mijn smetteloze kleding, de mooie sloep en de hulpvaardige matrozen, de valreep met de lak en het koper waar de augustuszon op schitterde, de schone witte dekken en de dekstoelen op het achterdek. Wat een verschil met deze onverkwikkelijke klimpartij over vochtig vlees en verspreid liggende dozen! Het ergste was nog het groeiend gevoel van onkunde en minderwaardigheid, wat ik nog nooit had gehad als ik met boten te maken kreeg.
Davies had weer over mijn valies zitten prakkiseren, maar zei nu opgewekt: 'Ik kan je beter eerst even beneden rondleiden, dan bergen we de spullen straks wel op voor we naar bed gaan.'
Hij dook de kajuittrap af en ik stapte voorzichtig achter hem aan. De stank van kerosine, koken, tabak en teer kwam me al tegemoet.
'Pas op je hoofd' zei Davies, terwijl hij met een lucifer een kaars aanstak en ik op de tast de kajuit binnenkroop. 'Je kunt beter gaan zitten, dan kun je om je heen kijken.'
Zijn raad kon wel eens sarcastisch bedoeld zijn, want het moet toch wel een lachwekkend gezicht zijn geweest zoals ik daar met een wantrouwig gezicht stond rond te kijken, schouders en hoofd gebogen om het plafond niet te raken, dat in het halfdonker nog lager leek dan het was.
'Zoals je ziet,' zei Davies geruststellend, 'is er ruimte genoeg om rechtop te zitten.' (Wat inderdaad waar was; maar ik ben niet zo lang en hij is zelfs klein,) 'Sommige mensen maken nogal een punt van de stahoogte, maar voor mij is die niet belangrijk. Dat is de kast van het midzwaard legde hij uit toen ik bij het uitstrekken van mijn benen mijn knie aan een scherpe rand stootte.
Ik had het stomme ding niet gezien, omdat het onder een tafel was weggestopt, die er aan één kant op rustte. Het bleek een langwerpig, laag, driehoekig obstakel te zijn, dat in de lengterichting van de boot liep en de toch al beperkte ruimte in tweeën deelde,
'Zoals je ziet is het een platbodem, die zonder zwaard in heel laag water kan varen, vandaar ook dat er zo weinig stahoogte is. Voor diep water moet je het zwaard laten zakken. Dit geeft je de mogelijkheid bijna overal heen te varen.'
Ik was nautisch te slecht onderlegd om daar duidelijke conclusies uit te trekken, maar wat ik ervan begreep was veelbelovend. De laatste zinnen kwamen vanuit het vooronder, waarvoor Davies door een laag schuifdeurtje was gekropen, zoals je die wel eens bij een konijnenhok ziet. Hij was bezig een ketel op een kacheltje te zetten, dat ik voor een gedeukte en in slechte staat verkerende kopie van de Rippingill 3 aanzag.
'Het kookt zo,' meende hij, 'dan maken we een hete grog.' Mijn ogen waren nu aan het licht gewend geraakt en ik nam de rest van mijn omgeving in mij op. Die laat zich heel eenvoudig beschrijven. Aan beide zijden van de kajuit bevonden zich twee lange banken met kussens, die aan de kant van het achterschip op kasten uitkwamen, waarvan er één laag was gehouden om dienst te kunnen doen als een soort bar, waarboven een rek met glazen was opgehangen. Het plafond was aan beide zijden heel laag, met verder naar het midden wat meer ruimte, tot schouderhoogte, en een 'kajuitdak' dat nog iets meer ruimte bood. Net buiten de deur was een opklapbare wastafel gemaakt. Aan beide wanden bevonden zich bagagenetten met daarin een warboel aan vlaggen, kaarten, petten, sigarendoosjes, kluiversdraad en meer van dat soort spul. Tegen het tussenschot zat aan de voorkant een boekenplank, die barstens vol stond met boeken van allerlei afmetingen, vele ondersteboven en sommige zelfs zonder band. Eronder bevonden zich een pijpenrek, een barometer en een klok met een duidelijk tikwerk. Het houtwerk was overal wit geschilderd en voor minder kritische ogen dan de mijne, zou het interieur er knus hebben uitgezien. Een paar Kodakafdrukken waren ruwweg tegen het waterdichte schot van het achterschip geprikt en net boven de deuropening hing een foto van een jong meisje.
'Dat s m'n zuster,' zei Davies, die te voorschijn kwam en mij zag kijken. 'Kom mee, dan halen we de spullen naar beneden.'
Hij liep met grote stappen de trap op en even later vulde mijn valies hol hele luikgat en kon het wurmen en persen beginnen.
'Ik was al bang dat hij te groot zou zijn,' klonk het van boven, 'dat wordt aan dek uitpakken - als hij leeg is lukt het misschien wel.' In de enge ruimte vormden al die vervelende pakjes nu een nieuwe stapel aan mijn voeten. Mijn rug deed pijn van het bukken en de ongewone bewegingen. Davies kwam naar beneden en liet me vol trots de slaaphut zien (de andere hut noemde hij de salon). Er werd nog een knars aangestoken, waardoor twee korte, smalle bedden met dekens zichtbaar werden, zonder een spoor van lakens; daaronder bevonden zich laden, waarvan ik er een paar mocht gebruiken en die volgens hem meer dan genoeg ruimte boden voor mijn kleren.
'Als je gaat uitpakken, kun je je spullen door het dekluik op je bed gooien,' merkte hij op.
1 comment