En na de landing kijkt men weder uit, en ziet weer een beter land en gaat daarheen onder zeil. De vooruitgang is de bemachtiging van het éene Utopia na het andere. Zooals ik dan gezegd heb, zal de gemeenschap door middel van een georganiseerden machinedienst gebruiksartikelen leveren, en zullen de schoone dingen gemaakt worden door het individu. Dit is behalve de noodzakelijke, tevens ook de eenig mogelijke weg om aan beide of van éen van beide te geraken. Een individu dat dingen te maken krijgt voor het gebruik van anderen en op dezer behoeften en wenschen te letten heeft, kan zijn werk niet vervullen met die belangstelling waardoor hij het beste dat hij in zich heeft in zijn werk leggen kan. Zoo vaak, aan den anderen kant, een gemeenschap of een machtig deel daarvan of een of andere regeering aan den kunstenaar tracht voor te schrijven wat hij te doen heeft, dan gaat de kunst of geheel teloor, of verstart in vormen, of ontaardt tot een lagen en onedelen vorm van handwerk. Een kunstwerk is een op zich-zelf eenige uitkomst van een op zichzelf eenigen gemoedsaanleg. Zijn schoonheid komt voort uit het feit, dat zijn maker is wat hij is. Het heeft niets te maken met het feit dat andere menschen behoeven wat zij behoeven. Van het oogenblik af dat een kunstenaar gaat letten op wat andere menschen behoeven, en de navraag tracht tegemoet te komen, houdt hij feitelijk op kunstenaar te zijn, en wordt een vervelend of vermakelijk handwerksman, een eerlijk of een oneerlijk koopman. Hij verliest zijn recht als kunstenaar te worden aangemerkt. De kunst is de meest felle uitingswijze van het individualisme die de wereld tot nu beleefd heeft, bijna zoû ik zeggen: de eenige wezenlijke uitingswijze. De misdaad, die onder bepaalde omstandigheden een schijn van individualistisch scheppingsvermogen vertoont, moet kennis nemen van anderen en zich met hen bemoeien. Zij behoort tot de sfeer der handeling. Maar alleen, buiten verband met zijn buren, zonder zich met iemand in te laten, kan de kunstenaar schoonheid beelden; als hij het niet uitsluitend voor zijn eigen genot doet, is hij volstrekt geen kunstenaar.

Het verdient de aandacht dat de kunst juist zulk een felle vorm van individualisme is, dat het publiek niet na kan laten te beproeven een gezag over haar uit te oefenen, dat even onzedelijk als belachelijk is, en even verderfelijk als verachtelijk. Het is niet geheel de schuld van het publiek. Men heeft het publiek steeds in alle eeuwen slecht opgevoed. Het vraagt voortdurend van de kunst populair te zijn, zijn gebrek aan smaak te streelen, zijn ongerijmde ijdelheid te vleien, het te vertellen wat het al duizendmaal gehoord heeft, het te vertoonen wat het al lang moede behoorde te zijn om te zien, het te vermaken wanneer het zich bezwaard gevoelt door een te rijkelijk maal, zijn gedachten te verstrooien als het beu is van zijn eigen stompzinnigheid. Maar de kunst behoort nooit naar populariteit te streven. Het publiek behoort te trachten zelf kunstzinnig te worden. Dat maakt een groot verschil. Indien men een wetenschappelijk man zoû aanzeggen dat de uitkomsten zijner onderzoekingen en de gevolgtrekkingen waar hij toe komt, van dien aard behoorden te zijn, dat zij de eenmaal aangenomen volksbegrippen dienaangaande niet zoûden omverwerpen, of het volksvooroordeel niet aantasten, of de gevoeligheden niet kwetsen van menschen die niets van de wetenschap afwisten; of indien men bij een wijsgeer met het verhaal aankwam dat hij volkomen vrijheid had in de hoogste sferen der gedachte zijn stelselen op te bouwen, op voorwaarde dat hij tot dezelfde uitkomsten geraken zoû als die gelden bij hen die nooit in eenige sfeer hebben nagedacht, dan geloof ik dat tegenwoordig de man der wetenschap en de wijsgeer daar hartelijk om zoûden lachen. Toch is het nog niet eens zooveel jaren geleden dat zoowel wijsbegeerte als wetenschap onderworpen waren aan een bruut-optredend toezicht van het publiek, met andere woorden aan gezag: gezag van de heerschende onwetendheid der gemeenschap, gezag van de vrees en machtzucht van een of andere kerkelijke of regeerende klasse. Als elk weet, zijn wij thans grootendeels gevrijwaard voor elken aanslag van de zijde van gemeenschap, kerk of regeering om het individualisme der speculatieve gedachte te hinderen, maar de zucht om het individualisme der verbeeldingskrachtige kunst te dwarsboomen hangt nog steeds in de lucht. Of liever, zij gaat verder, zij treedt aanvallend, beleedigend en bruut-hinderlijk op.

De kunsten die er in Engeland het best zijn afgekomen, zijn de kunsten waarin het publiek geen belang stelt. De dichtkunst is een voorbeeld van wat ik bedoel. Het is mogelijk geweest hier in Engeland uitnemende dichtkunst te hebben, omdat het publiek geen gedichten leest en dientengevolge er geen invloed op uitoefent. Het publiek bemint het, dichters te smaden omdat zij individualisten zijn, maar als dat eenmaal gelukt is, laat het hen aan hun lot over. Inzake roman en drama, kunsten waarin het publiek wel belang stelt, is de uitkomst van de gezagsoefening van het publiek in éen woord belachelijk geweest. Geen land brengt zoo slecht geschreven belletrie voort, zoo vervelend en geesteloos werk in romanvorm, zulke kinderachtige laag-bij-den-grondsche tooneelspelen. Het kan ook niet anders.