Zij zijn enkel wat gewone, fatsoenlijke, alledaagsche menschen zouden zijn, als zij niet genoeg te eten hadden. Wanneer de bijzondere eigendom zal zijn afgeschaft, zal er geen noodzakelijkheid tot misdaad bestaan, er zal geen vraag naar zijn, en zij zal dus ophouden voor te komen. Natuurlijk zijn niet alle misdaden vergrijpen tegen den eigendom, hoewel dit de misdaden zijn, die de Engelsche wet, welke hooger schat wat een mensch heeft dan wat hij is, met de wreedste en afschuwelijkste strengheid straft (met uitzondering van moord, indien wij tenminste de doodstraf als iets ergers beschouwen dan dwangarbeid, waarover de gevoelens onzer misdadigers, meen ik, uiteenloopen). Maar een misdaad behoeft niet onmiddellijk tegen den eigendom gericht te zijn om toch te kunnen voortkomen uit ellende en blinde woede en neêrgedruktheid, verwekt door ons verkeerd systeem van vermogensbezit, en ook die soort zal dus, als het systeem wordt afgeschaft, verdwijnen. Wanneer een lid der gemeenschap zijn behoeften zal kunnen bevredigen, en niet door zijn buurman wordt lastig gevallen, kan hij er geen belang bij hebben om iemand anders lastig te vallen. Naijver, die bij uitstek een bron van misdaad is in het moderne leven, is een aandoening die in nauw verband staat met onze opvattingen van den eigendom en zal onder de heerschappij van socialisme en individualisme van-zelf uitsterven. Het is opmerkenswaardig dat bij communistische stammen naijver volslagen onbekend is.

Men kan vragen wat de staat, nu hij niet zal behoeven te regeeren, dan zal te doen hebben. De staat behoort een vrijwillige bond te zijn ter organisatie van den arbeid en op te treden als fabrikant en leverancier der noodzakelijke gebruiksartikelen. De staat krijgt te maken wat nuttig is, het individu wat schoon is. En nu ik het woord arbeid genoemd heb, kan ik niet nalaten er op te wijzen hoe tegenwoordig een hoop onzin geschreven en verkondigd wordt over de waardigheid van handenarbeid. Daar is volstrekt niets noodzakelijk waardigs in handenarbeid en meerendeels is hij beslist vernederend. Het is geestelijk en zedelijk krenkend voor den mensch om iets te doen, waarin hij geen vreugde vindt, en vele vormen van handenarbeid zijn volkomen vreugdelooze bezigheden, en behooren als zoodanig te worden beschouwd. Acht uur lang op een dag een modderigen verkeersweg aan te bezemen, onder het blazen van den Oostenwind, is een walgingwekkende bezigheid. Dat te doen met geestelijke, zedelijke of physieke waardigheid komt mij onmogelijk voor. Het met blijdschap te zien doen zoû verbijsterend zijn. De mensch is voor iets beters geschapen dan het opjagen van vuilnis. Alle dergelijk werk behoort door machines te geschieden.

En ik twijfel er niet aan of het zal zoo komen. Tot nu toe is de mensch in zekere mate de slaaf der machine geweest, en daar is iets noodlottigs in het feit, dat, zoodra de mensch een machine had uitgevonden om zijn werk te doen, hij zelf begon gebrek te lijden. Dit is echter een natuurlijk gevolg van ons eigendomssysteem en ons concurrentiesysteem. Eén mensch bezit een machine die het werk doet van vijfhonderd andere menschen. Deze vijfhonderd worden als gevolg op straat gezet, en daar zij geen werk vinden, krijgen zij honger en vervallen tot stelen. De éene man verzekert zich de opbrengst van de machine en houdt die voor zich, en heeft dan vijfhonderd maal zooveel als hij behoorde te hebben, en waarschijnlijk, wat belangrijker is, heel wat meer dan hij in werkelijkheid gebruiken kan. Indien die machine de eigendom van allen was, zoû iedereen er voordeel van hebben. Alle niet-intellectueele arbeid, alle eentonige, vervelende arbeid, alle arbeid die te maken heeft met weêrzinwekkende dingen en onaangename toestanden meêbrengt, moet door machines verricht worden.

Machines moeten voor ons werken in de kolenmijnen, en den geheelen sanitairen dienst verrichten, en stokers zijn op stoombooten, en de straten reinigen, en boodschappen doen op regendagen en alle werk bedrijven, dat vervelend en naargeestig is. Op het oogenblik concurreeren de machines met den mensch. Onder behoorlijke omstandigheden zullen zij den mensch dienen. Het valt niet te betwijfelen of dit is haar toekomst, en volkomen als de boomen groeien terwijl de landeigenaar slaapt, zoo zullen de machines alle noodzakelijke en onaangename werk doen, terwijl de menschheid zich vermaakt of door cultuur verfijnde ontspanning geniet (wat meer dan eenige arbeid het doel behoort te zijn van den mensch), of bezig is schoone zaken te vervaardigen of schoone dingen te lezen of eenvoudig de wereld met bewondering en genot te aanschouwen. Het feit is dat beschaving slaven noodig maakt. De Grieken hadden op dit punt een juist inzicht. Als er geen slaven voorhanden zijn om het terugstootende, afschuwwekkende, oninteressante werk te doen, wordt cultuur en levensbespiegeling zoo goed als onmogelijk. Slavernij van menschen is verkeerd, gevaarlijk en veronzedelijkend. Van de mechanische slavernij, de slavernij der machines, hangt de toekomst der wereld af. En wanneer wetenschappelijke mannen niet langer opgeroepen worden om in een naargeestig East End slechte cacao te gaan uitdeelen en nog slechtere dekens aan uitgehongerde menschen, zullen zij een genotvollen vrijen tijd winnen om wonderdadige en verbazingwekkende dingen uit te denken tot hun eigen verheuging en die van al de anderen. Er zullen groote stapelplaatsen van kracht zijn in elke stad, voor elk uur waarop men kracht noodig heeft, en deze kracht zal de mensch omzetten in warmte, licht of beweging, overeenkomstig zijn behoeften. Luidt dit utopisch? Een wereldkaart die Utopia niet in zich sluit, is het bekijken niet waard, want zij laat het eenige land weg, waar de menschheid telkens weêr landt.