Maar wel zal zij diegenen beminnen, die haar trachtten op te kweeken en te versterken. En van dezen is Christus éen geweest.

"Ken u-zelf," stond geschreven boven de poorten der oude wereld. Boven die der nieuwe wereld zal men schrijven: "Wees u-zelf." En ook de boodschap van Christus aan den mensch was eenvoudig: "Wees u-zelf." Dat is de geheimspreuk van Christus.

Wanneer Christus van de armen spreekt, bedoelt hij eenvoudig persoonlijkheden, zooals hij met de rijken van wie hij spreekt, enkel menschen aanduidt, die hun persoonlijkheden nog niet hebben ontwikkeld. Jezus bewoog zich in een gemeenschap, die de opeenhooping van den bijzonderen eigendom toeliet, evenals de onze, en het evangelie dat hij predikt, was niet dat het in zoo een gemeenschap een voordeel voor iemand is van karig ongezond voedsel te leven, voddige ongezonde kleêren te dragen, in afschuwelijke ongezonde behuizingen te slapen, en een nadeel om onder gezonde, aangename en voegzame voorwaarden te leven. Zulk een beschouwing zoû door en door verkeerd geweest zijn, evenals zij natuurlijk nu in Engeland nog verkeerder wezen zoû. Want hoe meer de mensch zich in Noordelijke richting beweegt, worden de materiëele behoeften van des te grooter levensbelang, en onze samenleving is oneindig verwikkelder en vertoont veel grooter uitersten van weelde en verarming dan eenige samenleving der oude wereld. Wat Jezus bedoelde was dit. Hij zeide tot de menigte: "Gij bezit een wonderdadige persoonlijkheid. Ontwikkel haar. Wees u-zelf. Verbeeld u niet, dat uw vervolmaking ligt in het opstapelen of bezitten van uitwendige dingen. Wat gij zoekt is binnen in u. Als gij dit slechts kondt beseffen, zoûdt gij niet begeeren rijk te zijn. Wat men gewoonlijk onder rijkdom verstaat, kan iemand ontstolen worden. Werkelijke rijkdom kan dat niet. In de schatkamer uwer ziel zijn oneindig kostbare dingen die u niet ontvreemd kunnen worden. Beproef daarom uw leven zoo in te richten, dat uitwendige dingen u niet kunnen schaden. En beproef ook u te ontslaan van persoonlijken eigendom. Want persoonlijke eigendom brengt minderwaardige beslommering mede, eindelooze bezigheid, onophoudelijk onrecht, en belemmert het individualisme bij elken stap." Het verdient de aandacht dat Jezus nooit zegt dat verarmde menschen noodzakelijk goed zoûden zijn, of welgestelde menschen noodzakelijk slecht. Dat zoû niet de waarheid zijn geweest. Welgestelde menschen zijn, als klasse, beter dan verarmde menschen, zedelijker, intellectueeler, beter van gedragingen. Er is maar éen klasse in de gemeenschap, die meer om geld denkt dan de rijken, en dat zijn de armen. De armen kunnen nergens anders om denken. Dat is de ellende van het arm-zijn. Wat Jezus wel zegt, is, dat de mensch zijn vervolmaking niet bereikt door wat hij heeft, zelfs niet door wat hij doet, maar enkel en alleen door wat hij is. Zoo wordt de rijke jongeling die tot Jezus komt, voorgesteld als een door en door goed burger, die zich tegen geen der wetten van den staat bezondigd heeft, tegen geen der voorschriften van zijn godsdienst. Hij is volkomen "achtenswaardig," in de gewone beteekenis van dat buitengewone woord. Jezus zegt tot hem: "Geef den bijzonderen eigendom op. Het belemmert u uwe vervolmaking te verwezenlijken. Hij is een blok aan uw been, een overlast. Uw persoonlijkheid heeft hem niet van noode. Binnen in u, en niet buiten u zult gij vinden wat gij in werkelijkheid zijt en wat gij werkelijk behoeft." Tot zijn jongeren zegt hij hetzelfde. Hij vermaant hen zich- zelf te zijn, en zich niet voortdurend af te geven met andere duigen. Wat komen andere dingen er op aan? De mensch is volledig in zich-zelven.