Overtuiging

Inhoud

Overtuiging is een mild satirische roman over liefde en huwelijk, verteld met veel humor, warmte en inzicht.

 

Anne Elliot ontmoet na zeven jaar haar vroegere verloofde, kapitein Wentworth, met wie ze destijds onder druk van familie en vrienden had gebroken. Al spoedig beseft ze dat haar liefde voor hem nooit is verminderd.

 

Voor ze elkaar echter in de armen kunnen sluiten, moeten ze hun eigen overtuigingen en die van anderen aan een grondig, niet altijd even pijnloos onderzoek onderwerpen.

 

 

Deel I

1

Sir Walter Elliot van Kellynch Hall in Somersetshire was een man die voor zijn plezier nooit een ander boek ter hand nam dan het edelboek - dit bracht hem verstrooiing in menig verloren en troost in menig verdrietig uur; het vervulde hem met bewondering en respect om te mijmeren over de laatste erfgenamen van de oudste titels, het deed onwelkome gevoelens, opgeroepen door huiselijke beslommeringen, vanzelf overgaan in minachting en spijt wanneer hij de talloze verheffingen van de afgelopen eeuw doornam -en als geen enkele bladzijde hem nog boeide, kon hij met nooit aflatende belangstelling zijn eigen geschiedenis lezen. Dit was de bladzijde waarop het geliefde boek altijd openging:

 

‘ELLIOT VAN KELLYNCH HALL.

Walter Elliot, geboren 1 maart 1760, getrouwd 15 juli 1784 met Elizabeth, dochter van de Weledelgeboren Heer James Stevenson van South Park in het graafschap Gloucester; uit het huwelijk met deze dame (gestorven in 1800) kwamen voort Elizabeth, geboren 1 juni 1785; Anne, geboren 9 augustus 1787; een doodgeboren zoon, 5 november 1789; Mary, geboren 20 november 1791.’

 

Zo was de paragraaf oorspronkelijk bij de drukker vandaan gekomen, maar Sir Walter had hem verbeterd door, ter verwittiging van zichzelf en zijn familie, achter Mary’s geboortedatum te schrijven: ‘getrouwd 16 december 1810 met Charles, zoon en erfgenaam van de Weledelgeboren Heer Charles Musgrove van Uppercross in het graafschap Somerset’ en door de exacte dag van de maand toe te voegen waarop hij zijn vrouw had verloren.

Hierna volgden de geschiedenis en opgang van het oude, eerbiedwaardige geslacht in de gebruikelijke bewoordingen: hoe de Elliots zich oorspronkelijk in Cheshire hadden gevestigd, hoe ze twee eeuwen geleden al in de adelboeken stonden vermeld - de een in de functie van drost, de ander als vertegenwoordiger van een kiesdistrict in drie opeenvolgende parlementen, met hun loyaliteitsbetuigingen aan de kroon en de verheffing tot baronet in het eerste jaar van Karei n, en alle Mary’s en Elizabeths die ze hadden gehuwd; bij elkaar genomen twee welgevulde bladzijden, die eindigden met het wapen en motto, daaronder ‘Hoofdzetel: Kellynch Hall in het graafschap Somerset’ en tot slot, opnieuw in Sir Walters handschrift:

 

‘Vermoedelijk erfgenaam: de Weledelgeboren Heer William Walter Elliot, achterkleinzoon van de tweede Sir Walter.’

 

IJdelheid was een treffende samenvatting van Sir Walter Elliots karakter - ijdelheid qua uiterlijk en qua positie. In zijn jeugd was hij bijzonder knap geweest en ook nu, op zijn vierenvijftigste, mocht hij er nog altijd wezen. Weinig vrouwen konden meer om hun uiterlijk geven en geen lakei van een pas verheven lord kon zich meer over zijn positie verheugen dan hij. Voor hem was de zegening van schoonheid slechts ondergeschikt aan die van een baronetstitel, en de Sir Walter die met beide was begiftigd, vormde het eeuwige onderwerp van zijn warmste respect en toewijding.

In een opzicht konden zijn knappe voorkomen en titel terecht aanspraak maken op zo veel genegenheid, want alleen daaraan kon hij een vrouw te danken hebben gehad wier karakter ver uitsteeg boven wat het zijne verdiende. Lady Elliot was een voortreffelijke vrouw geweest, zachtmoedig en intelligent, en haar verstand en gedrag - als haar de jeugdige bevlieging die haar tot Lady Elliot had gemaakt, mocht worden vergeven - hadden nooit enige coulantie vereist. Ze had zijn tekortkomingen door de vingers gezien, verzacht en verhuld; zeventien jaar lang had ze zijn aanzien in de omgeving hooggehouden, en hoewel ze zelf niet een van de gelukkigste schepselen ter wereld was, had ze in haar plichten, haar vrienden en kinderen voldoende gevonden om aan het leven te hechten en er niet onverschillig onder te blijven toen ze werd geroepen om hen te verlaten. Drie meisjes, de oudste twee zestien en veertien jaar oud, vormden een vreselijke nalatenschap voor een moeder, of liever gezegd, een vreselijke zorg om aan het gezag en de begeleiding van een domme, verwaande vader over te laten. Ze had echter een zeer goede vriendin, een verstandige, fatsoenlijke vrouw, die uit diepe genegenheid voor haar vlak bij haar was komen wonen, in het dorpje Kellynch; en op haar wijsheid en goedaardigheid had Lady Elliot destijds haar hoop gevestigd voor de handhaving en verfijning van de goede principes en lessen die ze haar dochters nog zo veel mogelijk had meegegeven.

Deze vriendin en Sir Walter traden niet in het huwelijk, wat hun kennissen op dat punt misschien ook hadden verwacht. Het was nu alweer dertien jaar geleden dat Lady Elliot was gestorven en nog altijd waren ze naaste buren en goede vrienden - en de een was weduwnaar en de ander weduwe.

Dat Lady Russell, bedaard van leeftijd en karakter en buitengewoon goed verzorgd achtergebleven, er niet aan dacht om een tweede huwelijk aan te gaan, behoeft geen verontschuldiging voor het publiek, dat gewoonlijk verontwaardigder is wanneer een vrouw wel hertrouwt dan wanneer ze het niet doet; maar dat Sir Walter alleen bleef, vereist enige uitleg. Welnu, het geval was dat Sir Walter, als toegewijd vader (na in het geheim enkele afwijzingen van volstrekt onredelijke aanzoeken te hebben ontvangen) er prat op ging ongehuwd te blijven omwille van zijn lieve dochters. Voor een dochter, zijn oudste, zou hij werkelijk alles hebben opgegeven wat hij zelf niet vreselijk graag wilde. Elizabeth had op haar zestiende alles wat ze mogelijkerwijs aan rechten en aanzien van haar moeder kon erven, overgenomen en daar ze bijzonder knap was en erg op hem leek, had ze altijd veel te zeggen gehad en hadden beiden het altijd goed met elkaar kunnen vinden. Zijn andere twee kinderen waren van zeer ondergeschikt belang. Mary had zich enige kunstmatige importantie weten te verwerven door mevrouw Charles Musgrove te worden, maar Anne, met een zachtaardigheid en verfijning van geest die haar bij iedereen met enig onderscheid wel geliefd moest maken, betekende niets voor vader of zuster. Haar woord had geen gewicht, haar belangen moesten altijd wijken - zij was Anne maar.

Voor Lady Russell daarentegen was zij een zeer dierbaar en gewaardeerd petekind, lieveling en vriendin. Lady Russell hield van hen allemaal, maar slechts in Anne zag ze de moeder herleven.

Enkele jaren eerder was Anne Elliot een bijzonder mooi meisje geweest, maar haar fleur was vroeg verwelkt, en omdat haar vader zelfs tijdens de bloei van haar schoonheid weinig bekoorlijks in haar had kunnen ontdekken zo anders dan de zijne waren haar fijne trekken en zachte, donkere ogen bezat ze, nu ze flets en mager was geworden, helemaal niets meer dat zijn bewondering kon oproepen. Het kleine sprankje hoop dat hij had gekoesterd om haar naam ooit op een van de bladzijden in zijn lievelingsboek te mogen lezen, had hij nu laten varen. Alle kansen op een gelijkwaardige verbintenis moesten wel bij Elizabeth liggen; want Mary had zich slechts gelieerd aan een nette, oude plattelandsfamilie met geld, en de eer was dus volledig aan hen geweest, niet aan Mary zelf. Maar Elizabeth zou vroeg of laat een gepast huwelijk sluiten.

Het kan gebeuren dat een vrouw op haar negenentwintigste mooier is dan tien jaar daarvoor en over het algemeen, mits zich geen ziekten of zorgen hebben voorgedaan, is dat een leeftijd waarop nog nauwelijks enige charme verloren is gegaan. Dit gold zeker voor Elizabeth - nog altijd diezelfde knappe juffrouw Elliot die ze dertien jaar geleden had beloofd te worden. En het mocht Sir Walter daarom worden vergeven dat hij haar leeftijd vergat, of in elk geval maar ten dele worden aangerekend dat hij meende samen met Elizabeth stralend af te steken tegen de vergane glorie van alle anderen; want hij kon duidelijk zien hoe oud zijn familieleden en kennissen begonnen te worden. Anne afgetobd, Mary grof, alle gezichten om hem heen in verval; en het tempo waarmee de kraaienpootjes op Lady Russells slapen zich verdiepten, was hem al geruime tijd een doorn in het oog.

Elizabeth kon haar vaders zelfgenoegzaamheid niet geheel evenaren. Dertien jaar lang was ze meesteres van Kellynch Hall geweest; ze had het huis bestierd en geleid met een zelfverzekerde kordaatheid die haar onmogelijk jonger had kunnen doen lijken dan ze werkelijk was. Dertien jaar lang had ze de rol van gastvrouw op zich genomen en de huishoudelijke regels bepaald, was ze voorgegaan naar de koets met vierspan en was ze direct achter Lady Russell aan alle salons en eetkamers van het land uitgelopen. Tijdens de vorst van dertien winters had zij elk noemenswaardig bal geopend dat een zuinige omgeving zich veroorloofde; tijdens de bloei van dertien lentes was zij met haar vader naar Londen gereisd voor hun paar jaarlijkse weken vermaak in de grote stad. De herinneringen aan dit alles en het besef dat ze negenentwintig was, vervulden haar met een lichte spijt en ongerustheid. Ze wist zeker dat ze nog altijd even mooi was als vroeger, maar ze voelde de gevaarlijke jaren naderen en zou zeer gelukkig zijn geweest te weten dat ze binnen de komende twee jaar een aanzoek van gepast blauw bloed zou ontvangen. Dan zou ze het boek der boeken weer met evenveel plezier ter hand kunnen nemen als in haar vroege jeugd - nu kon het haar niet meer bekoren.