Maar zeg mij eerst: waarom ben je hier, en slaap je bij de sfinx?
Zij zeide het hem. Zij sprak van haar vader, die dood was, van de goudblonde Chimera, van de purperen woestijn en van de smartvolle nacht. Zij sprak hem van haar tranen.
- Ik heb ze gevolgd, o Psyche, antwoordde hij. Ik kom, sedert ik je heb gezien voor de troon van je vader, - dag onvergetelijk! - iedere morgen hier. Ik verlaat iedere morgen mijn tuin van het Heden, om te vragen aan de ontzaglijke sfinx, oplossing van mijn raadsel.
- Welk raadsel, prins Eros?
- Het raadsel van mijn smart. Want smart heb ik om je, Psyche, omdat je mij niet volgen wou, en blijven wou bij je vader... Nu weet ik beter. Je had de Chimera lief... Zij bloosde en bedekte haar gezichtje in de handen.
- Wie kon de Chimera zien, en hem niet boven mij beminnen, sprak Eros zacht. Wie kon hem beminnen, en niet over hem wenen, fluisterde hij nog zachter, en zij hoorde hem niet. Luider sprak hij toen:
- Iedere morgen, Psyche, kom ik, om aan de Sfinx te vragen, hoe lange ik nog lijden moet, en waarom ik moet lijden. En nog veel meer, o Psyche, vraag ik dan aan de Sfinx, wat ik je nu niet zeggen wil, omdat...
- Omdat...
- Omdat het je misschien pijn zou doen, die vraag van mijn hart te horen. Zo kwam ik ook nu, o Psyche, en toen bespeurde ik een beek krinkelen door het zand. Ik kende ze niet; ik was dorstig - want altijd ben ik dorstig - ik bukte mij en schepte in mijn hand het klare water op. Het smaakte zilt. Psyche, het waren tranen.
- Mijn tranen... weende zij.
- Psyche, ik heb ze gedronken. Zeg mij, vergeef je mij dat?
- Ja...
- Ik volgde de beek. En nu heb ik je hier gevonden.
Zij zweeg, zij zag hem aan. Hij knielde bij haar neer.
- Psyche, sprak hij zacht.
1 comment