En dat was nu juist wat ik wilde! Na veel mislukte worpen was ik zo handig met de lasso dat ik haar kon vangen. Ik besloot de volgende dag op geitenvangst te gaan.

De volgende morgen stond ik in alle vroegte op. Ik dekte het vuur af, at wat, zei m’n geit gedag en ging met m’n lasso en pijl en boog de bergen in. Aan een kant van het eiland was het bos wat dunner en was er meer gras. Daar zou ik zeker een goede vangst hebben. Tegen de middag kreeg ik m’n eerste geit in het vizier. Maar die was snel weer verdwenen, en met haar de hele kudde. Ze hadden vlakbij in het hoge gras liggen herkauwen. Jammer! Maar nu werd ik afgeleid door m’n knorrende maag. Bovendien was het snikheet geworden. Ik plukte wat bananen en een kokosnoot en ging in de schaduw van een dikke boom liggen. Ik moet ingedommeld zijn, want even later schrok ik wakker door gekraak, vlak bij me. Voorzichtig tilde ik m’n hoofd op. Nog geen twintig meter verderop zag ik een moedergeit met haar jong. Ik keek er even naar en kroop toen dichterbij. Ik pakte m’n lasso en hop…Raak! Ik had de moedergeit gevangen. Ze spartelde tegen, maar het lukte me haar poten bij elkaar te binden. Met een jubelkreet legde ik haar op m’n schouders. Als ik nog voor het donker thuis wilde zijn, moest ik opschieten.

Achter me mekkerde het kleine geitje. Arm klein ding, dacht ik. Mag ik z’n moeder eigenlijk wel meenemen? Even twijfelde ik. Maar kijk, daar kwam het geitje dichterbij gehuppeld. Het was helemaal niet schuw. Toen ik een paar stappen zette, liep het gewoon mee. Dat was even boffen! Met lieve woordjes lokte ik het geitje mee. Toen ik eindelijk bij m’n hol kwam, was ik doodmoe, maar ook heel tevreden. En toen ik zag hoe blij het geitje was dat het z’n moeder terugkreeg, voelde ik me helemaal gelukkig. Ik vond dat ik echt een goede daad had verricht. Diep voldaan sliep ik in.

De volgende morgen zag ik dat m’n eigen geit vriendschap had gesloten met de nieuwelingen. Luid blatend lokten ze de moedergeit naar het voer.