Toen ging ik op zoek naar een zeef. M’n oog viel op het vlies rond de palmbladstelen. Een betere zeef kon je je niet wensen! Ik scheurde er een flink stuk af, maakte er een rand van boomschors omheen en klaar was m’n zeef. Maar nu stond ik voor een nieuw probleem: ik had een kom nodig om deeg in te maken en te kneden. Ik pakte een forse kalebas, sneed het bovenste stuk eraf en holde hem uit. Nu had ik een prachtkom. Ik vermengde het maïsmeel met melk en wat zout, kneedde het en maakte er kleine, platte koeken van. Ik bakte ze op de gloeiend hete plaat van m’n haard. Zo nu en dan keerde ik ze om, zodat ze aan beide kanten mooi bruin werden. En warempel, ze smaakten heel lekker. Ik besloot ook maar eens een brood te bakken. Ik maakte deeg van meel en water en vormde daar broodjes van. Maar ze waren lang niet zo lekker als het brood van m’n moeder. Dan maar alleen verjaarskoekjes, dacht ik.

De nacht voor m’n verjaardag had ik een mooie droom. Ik was nog een jongetje en stond in een helder verlichte kamer. Dat licht kwam van twaalf kaarsen, die in een taart waren gestoken. Een hand streek me zacht over m’n haar. “Wees flink, Robinson,” zei papa met een snik in z’n stem. Mama stond bij de tafel. Ik kon eerst niet goed zien wat ze daar deed. Maar toen zag ik het: er stond een hobbelpaard, nee, een bokje! Het wilde me stoten. Ik liep weg – en werd wakker. Ach, zouden m’n lieve ouders nu ook aan hun Robinson denken? Zou ik hen dit jaar terugzien? Ik werd droef toen ik bedacht hoe eenzaam ik was. Maar ik wilde flink zijn en ook dit jaar weer dapper volhouden.

De hemel kleurde rood toen de zon opkwam. Dan kon je toch niet blijven piekeren! Ik stond op, nieuwsgierig wat deze dag zou brengen. Voor ik m’n verjaarskoekjes ging opeten, wilde ik m’n geiten blij maken. Ze waren nu tam en luisterden als ik hen riep. “Vandaag ben ik jarig,” zei ik tegen ze. “Om het te vieren, mogen jullie vrij rondlopen.” En toen maakte ik ze los.

Een uurtje later, toen ik net zat te smullen van m’n eigen traktatie, hoorde ik ineens een enorm lawaai. Wat is er toch met de geiten, dacht ik.