We werden gevangengenomen en allemaal als slaaf afgevoerd. We konden niet tegen ze op.

Vier jaar lang was ik de slaaf van een heer in Marokko. Hij was niet slecht voor me, maar hij heeft me toch ook vaak geslagen. Daar was het afgelopen met de spelletjes. Ik loerde op een kans om te ontsnappen – en die kwam.

Mijn meester zou met vrienden gaan vissen. Ik moest de kleine zeilboot klaarmaken en ook proviand aan boord brengen. Maar opeens veranderde hij zijn plannen: ik moest er alleen op uittrekken en hem de vetste vissen bezorgen voor een feestmaal. Ik sprong op van vreugde.

Nu of nooit, dacht ik toen ik eenmaal aan het vissen was, samen met een kleine jongen als hulpmatroos. We voeren naar zee en koersten daarna pal naar het zuiden.

We dobberden dagenlang op de onafzienbare zee. Eindelijk zagen we een schip. We schoten ons geweer af en hesen een vlag, in de hoop dat ze ons zouden opmerken. En jawel! Ze koersten naar ons bootje en namen ons aan boord. Het schip was op weg naar Brazilië en alles leek goed te gaan. We hadden wind mee en ik genoot van de rust en de vrijheid. Maar dat duurde niet lang…

Op een morgen zag ik dat de kapitein alle zeilen liet strijken. In de verte hing een inktzwarte wolk, die dreigend steeds dichterbij kwam. Uiteindelijk barstte er een onweer los waarin horen en zien me verging. De wind zwol aan tot een vreselijke orkaan. We verloren een sloep, de masten braken met veel geraas af en ons schip zou zeker naar de kelder gaan. De kapitein liet de laatste sloep neer en we sprongen er met z’n twintigen in. Met heel veel moeite konden we nog een stukje roeien. Maar toen kwam er een huizenhoge golf waardoor ons bootje omsloeg. En met z’n twintigen tuimelden we in zee.

EERSTE HOOFDSTUK

Gestrand

Ik werd de diepte in gezogen en vocht als een leeuw om weer boven te komen. Een golf hielp me, zodat ik proestend boven water kwam. Ik hapte naar lucht, maar zag gelukkig ook dat de kust niet ver weg meer was. Ik deed m’n uiterste best om zwemmend aan land te komen, maar opnieuw sloeg een golf me terug. De volgende smeet me tegen een rots en ik dacht dat ik zou worden verpletterd. Maar gelukkig kwam ik op het idee de rots vast te grijpen. Zo kon ik me van rots naar rots naar de kust werken. Uitgeput viel ik op het strand neer.

Ik weet niet hoe lang ik daar heb gelegen.