III. 131 en vgg.

II. 3. 72. Uw donkere Kimmeriër. De Kimmeriërs der fabel bewoonden een land, waar duisternis heerschte, de historische Kimmeriërs de Krim. De Moor Aaron heet hier Kimmeriër om zijn donkere kleur, niet om zijn afkomst.

II. 3. 107. Een giftige ief. De Ief of Taxisboom, [127]vaak op kerkhoven geplant, wordt meermalen als verderflijk en onheilbrengend aangehaald; men zie: Koning Richard II, III. 2. 17. en Macbeth, IV. 1. 27.

II. 3. 118. Semiramis. Semiramis, de koningin van het oude Assyrische rijk, wordt als een monster van wellust en wreedheid hier aangehaald.

II. 3. 231. Zoo bleek scheen eens op Pyramus de maan. De geschiedenis van Pyramus en Thisbe is mede in Ovidiusʼ Metamorphosen, IV. 55 vgg. te vinden; zij speelt in Babylon. De ouders, die buren en vijanden waren, wilden van een huwelijk niets weten. De gelieven spraken door een spleet in den gemeenschappelijken muur af, dat zij ʼs nachts onder een moerbezieboom zouden samenkomen. Thisbe was het eerst op de afgesproken plaats, maar ontwaarde bij het maanlicht een leeuwin, die juist een rund verslonden had en aan een naburig beekje haar dorst kwam lesschen, nam de vlucht in een grot, maar verloor daarbij haar mantel, die door de leeuwin stukgereten en met bloed bezoedeld werd, waarna het dier weder in het bosch terugkeerde. Een oogenblik later komt Pyramus, ziet met schrik de sporen van het roofdier, vindt daarna den bebloeden mantel en steekt zich dood; Thisbe keert weldra terug, om haar geliefde niet teleur te stellen, vindt zijn lijk en drijft zich zijn zwaard in de borst, mede onder den moerbezieboom, welks vruchten, overeenkomstig Thisbeʼs wensch, voortaan een donkere bloedkleur hebben, ter herinnering aan dit treurig voorval. Shakespeare heeft in den Midzomernachtdroom van deze geschiedenis een treffend gebruik gemaakt en ook den Maneschijn niet vergeten.

II. 4. 51. Gelijk voor Orpheusʼ voeten Cerberus. In ʼt Engelsch As Cerberus at the Thracian poetʼs feet. Ook in den Midzomernachtdroom, V.