De huzaren drongen ze terug. De troepen prezenteerden het geweer.
Uit de middenpoort van de hall, op het perron, kwam de keizer voor, omdrongen van zijn officieren. Het plein daverde van gejuich, zakdoeken wuifden. Een ontroering sidderde door de menigte, ademhalingen gingen gauwer, ogen glinsterden.
Een vreemdeling, Fransman, lid van het Vrede-Congres, dat de volgende dag geopend zou worden, beschouwde kalm deze emotie. Toen vroeg hij aan een officier der lanciers, naast hem staande in een der voorste rijen:
'De keizer is populair?'
De officier zag hem aan. Het bloed steeg naar zijn gezicht, als was de vraag, met haar zweem van twijfel een belediging.
'Zeer populair!' antwoordde hij bars, met een snelle blik, die aanstonds weer zocht het rijtuig van zijn souverein.
Zeer populair! ja, het moest de Fransman wel treffen: het moest ieder wel treffen, die vreemdeling was. Een dergelijke emotie, sidderende door de windbewogen rezidentie, kon nooit een houding, gehuichel zijn. Maar het Franse congreslid kon toch niet dadelijk die populariteit analyzeren: de fluïde, die om de tengere figuur van die zeven-en-twintigjarige luitenant-generaal der kurassiers, die keizer van Liparië was, in liefde toeging naar zijn stad, naar zijn volk, voelde die Fransman niet, voelde geen vreemdeling. Dat was het onzichtbare mysterie der sympathie. Onzichtbaar, want uit Othomars grote jeugd - een keizer van zijn leeftijd is jonger dan wie ook, die even oud mocht zijn - straalde voor de Fransman geen hoge majesteit. Hij zag een jong officier, met een vreemd-koel gezicht; een diep vreemde melancholie keek uit zijn koude blik; zijn automatische groet was een beetje moe en koel.
En opgewonden wuifde het volk het rijtuig van de keizer toe, die er met twee maarschalken zat. Een paar andere rijtuigen volgden. De landauer zou rakelings passeren langs het Franse congreslid. Een ogenblik dacht hij aan die onvoorzichtigheid, die keizer Oscar nooit had begaan: dat gemis van alle escorte om het keizerlijke rijtuig heen. Iedereen kon de souverein tot vlak nabij naderen... Het congreslid keurde dit niet goed, vreesde zelfs. De stad was vol, vol vreemdelingen: men wist nooit...
Toen ontblootte hij zich het hoofd, stond militair, zag eerbiedig de keizer van Liparië aan. Hij ontving terug die zelfde koele automatische groet. Maar hij had Othomar gezien in de ogen...
'Het is vreemd,' dacht hij; 'ik, volbloed Republikein...'
En toen het rijtuig voorbij was, zeide hij tot de officier naast zich, met zijn beleefdheid, in zijn beleefde taal, glimlachend:
'Ik zie nu - al ben ik vreemdeling, - dat de keizer niet anders dan populair zijn kan...'
De officier, die weinig Frans sprak, stotterde glimlachend ook, een antwoord, dat verloren ging...
Over het Stationplein, waar de menigte niet meer betoomd werd, stroomde het zwart de keizer achterna...
II
Stroomde het zwart door de Imperiaal-avenue, wit van grote paleizen, langs het Paleis der Parlementen, de Opera, het Atheneum, naar het Imperiaal, om de keizer nog eens te zien op het balkon.
Tussen de Opera en het Imperiaal, tussen de vele monumentale huizingen, was het kleine hôtel Zanti. Een groot balkon met verguld hek verenigde de deurvensters der eerste étage.
1 comment