Hij wint de tweede robber. Aan mij de laatste!'

Dezelfde dag nog werd er een aanklacht wegens diefstal ingediend door baron Cahorn tegen Arsène Lupin die gevangen zat in de Santé!

De baron had dikwijls spijt van deze aanklacht als hij Malaquis overgeleverd zag aan gendarmes, de procureur, de rechter van instructie en aan de journalisten, aan alle nieuwsgierigen die maar overal ongevraagd binnendrongen waar ze niet thuis hoorden.

De zaak hield de openbare mening hevig bezig. Deze verliep onder zulke eigenaardige omstandigheden en de naam van Arsène Lupin hitste de verbeelding zo op dat de grootste fantasieverhalen de krantenkolommen vulden en door het publiek geloofd werden.

Maar de eerste brief van Arsène Lupin die door de Echo de France werd gepubliceerd (en niemand kwam ooit te weten wie die tekst had aangebracht), die brief, waarin baron Cahorn op brutale manier werd ingelicht over datgene wat er boven zijn hoofd hing, veroorzaakte grote opschudding. Meteen werden de meest wonderlijke verklaringen voorgesteld. Men bracht het bestaan van de beroemde onderaardse gang in herinnering. Hierdoor beïnvloed leidde het Parket zijn nasporingen in die richting.

Het kasteel werd van boven tot onder doorzocht. Men tastte elke steen af. De lambrisering en de schoorstenen, de lijsten van de spiegels en de balken van het plafond werden bestudeerd. Bij het licht van toortsen stelde men een onderzoek in in de reusachtige kelders waar de heren van Malaquis vroeger hun munitie en hun voorraden opstapelden. Men peilde de diepte van de rots. Het was tevergeefs. Men ontdekte geen spoor van een onderaardse gang. Er bestond geen geheime doorgang.

Dat kan wel zijn, werd er aan alle kanten gezegd, maar meubels en schilderijen verdwijnen niet als spoken. Die gaan door deuren en door ramen en de mensen die er zich meester van maken, komen en gaan net zo goed door deuren en ramen. Wie zijn die mensen? Hoe zijn ze binnengekomen? En hoe zijn ze vertrokken?

Het Parket van Rouen riep, overtuigd van zijn eigen onmacht, de hulp in van Parijse agenten. Monsieur Dudouis, het hoofd van de Sûreté stuurde zijn beste speurders van de ijzeren brigade. Hijzelf verbleef achtenveertig uur op Malaquis. Maar hij had ook geen succes. Op dat moment riep hij inspecteur Ganimard die hem al zo dikwijls zijn gewaardeerde diensten had bewezen.

Ganimard luisterde zwijgend naar de richtlijnen van zijn superieur en zei toen hoofdschuddend:

'Ik geloof dat we op de verkeerde weg zijn als we het kasteel maar blijven doorzoeken. De oplossing ligt ergens anders.'

'Waar dan wel?'

'Bij Arsène Lupin!'

'Bij Arsène Lupin? Als we dat veronderstellen, dan nemen we aan dat hij eraan heeft meegedaan.'

'Dat neem ik ook aan. Ik ga nog verder, ik beschouw het als zeker.'

'Toe nu, Ganimard, dat is belachelijk. Arsène Lupin zit in de gevangenis.'

'Ja, Arsène Lupin zit in de gevangenis. Hij wordt bewaakt, dat ben ik met u eens. Maar al zou hij aan handen en voeten geboeid zijn en al had hij een prop in zijn mond, dan zou ik nog bij mijn mening blijven.'

'En waarom die halsstarrigheid?'

'Omdat alleen Arsène Lupin van het formaat is om een list van dergelijke omvang in elkaar te zetten en om die zo in elkaar te zetten dat hij slaagt ... zoals hij geslaagd is.'

'Dat zijn woorden, Ganimard.'

'Die waar zijn. Maar laat ze toch ophouden te zoeken naar een onderaardse gang of naar stenen die op een spil draaien en naar andere onzinnige dingen. Onze man heeft die ouderwetse manier van werken niet meer. Hij is bij de tijd of eerder nog zijn tijd vooruit.'

'En wat is uw conclusie?'

'Ik concludeer dat ik u uitdrukkelijk verzoek om een uur bij hem door te mogen brengen.'

'In zijn cel?'

'Ia! Op de terugweg van Amerika hebben we het tijdens de overtocht goed met elkaar kunnen vinden en ik durf te beweren dat hij wat sympathie heeft voor diegene die hem heeft weten te arresteren. Als hij me inlichtingen kan geven zonder zichzelf in gevaar te brengen zal hij het niet nalaten om mij een nutteloze reis te besparen.'

Even na twaalf uur werd Ganimard in de cel van Arsène Lupin binnengelaten. Die lag op zijn bed, keek op en gaf een kreet van vreugde.

'Dat is nu eens een echte verrassing.