De vorige dag nog had de Grand Journal de volgende regels gepubliceerd, bestemd voor zijn rechtskundige medewerker.

 

Monsieur,

In een dezer dagen verschenen artikel hebt u zich over mij uitgelaten in termen die u niet zou kunnen verantwoorden. Enige dagen voor de aanvang van mijn proces zal ik u er rekenschap van komen vragen.

Met vriendelijke groeten,

Arsène Lupin

 

Het was beslist het handschrift van Arsène Lupin. Dus hij verzond brieven. Dus ontving hij brieven. Dan was het ook zeker dat hij voorbereidingen trof voor die ontsnapping die hij zelf op zo'n verwaande manier had aangekondigd.

De toestand werd onhoudbaar. Met goedkeuring van d# rechter van instructie begaf het hoofd van de Sûreté, monsieur Dudouis, zich in eigen persoon naar de Santé om aan de directeur van de gevangenis de maatregelen uiteen te zetten die genomen moesten worden. En onmiddellijk na zijn aankomst stuurde hij twee mannen naar de cel van de gevangene.

Zij lichtten iedere vloersteen op, haalden het bed uit elkaar, deden alles wat er gewoonlijk gedaan wordt in een dergelijk geval en ontdekten tenslotte niets. Zij wilden juist hun nasporingen staken toen de bewaker hard kwam aanlopen en tegen hen zei:

'De la ... u moet kijken in de la van de tafel. Toen ik binnenkwam, geloof ik dat hij hem dicht deed.'

Zij keken en Dieuzy riep uit:

'Waarachtig, deze keer hebben we hem, onze klant.' Folenfant hield hem tegen.

'Stop, mannetje, de chef zal de inventaris wel opmaken.'

'Maar die luxe sigaar ...'

'Laat die sigaar, en laten we de chef op de hoogte brengen.'

Twee minuten later doorzocht monsieur Dudouis de la.

Hij vond eerst een bundel krantenartikelen die geknipt waren uit de Argus de la Presse en die betrekking hadden op Arsène Lupin, en dan een tabakszak, een pijp, ragdun papier en tenslotte twee boeken.

Hij bekeek de titel ervan. Het was Hero worship van Carlyle en een mooie elsevier in originele band, Enchiridium van Epictetus, een vertaling in 1634 in Leiden gepubliceerd. Toen hij ze doorkeek, zag hij dat alle pagina's bekrast en onderstreept waren en van verklarende aantekeningen voorzien. Waren dat normale aantekeningen of wel tekens die blijk gaven van liefde voor een boek?

'We zullen dat nader onderzoeken,' zei monsieur Dudouis. Hij bekeek de tabakszak en de pijp. Toen, terwijl hij de vermaarde sigaar met het gouden bandje opnam, zei hij: 'Verdorie, hij neemt het er wel van, onze vriend: een Henry Clay!'

Met het gewoontegebaar van een roker hield hij hem vlak bij zijn oor en liet hem knappen. En meteen ontschoot hem een kreet. De sigaar was zacht geworden onder de druk van zijn vingers. Hij bekeek hem aandachtiger en al gauw zag hij iets wits tussen de tabaksblaren. En met een speld trok hij er heel voorzichtig een rolletje heel fijn papier uit, nauwelijks groter dan een tandenstoker. Hij rolde het open en las de volgende woorden die geschreven waren in het fijne handschrift van een vrouw:

 

De mand staat in de plaats van de andere. Acht van de tienzijn klaar. Als je met de buitenkant van de voet duwt, gaat de plaat van boven naar beneden open. Van twaalf tot zestien zal H.P. iedere dag wachten. Maar waar? Antwoord onmiddellijk. Blijf rustig, je vriendin waakt over je.

 

Monsieur Dudouis dacht een ogenblik na en zei:

'Het is duidelijk genoeg ... de mand ... de acht vakjes ... Van twaalf tot zestien, dat wil zeggen van twaalf uur 's middags tot vier uur ...'

'Maar die H.P. die zal wachten?'

'H.P.