De droom van Babel is het visioen van een verbeelding, die aan alle Bouwmeesters eigen is...
- Een broeder, een taalgenoot, een wijsgeer! riep Myrrha spottend en boos. Hoor hem, als je het meer vermaakt dan mijn dansen en zingen en vrolijk zijn...
- ...Een verbeelding, die aan geheel de mensheid eigen is... Stijgen wij... stijgen wij niet allen mee, zodra de Bouwmeesters verder bouwen?... Raaskalt maar op de pleinen, o wijsgeren, over het Ideaal, en telt er de trappen maar van... Een-en-negentig, twee-en-negentig... Rekent maar uit, hoeveel trapjes nog, hoeveel trapjes nog tot Baäl. Maar - zwaaide hij voort met een dronkene armbeweging: Babel bestaat niet, Baäl bestaat niet en Astarte is alleen goed om tot haar uiterste bezoedeling ontheiligd te worden! Hij smeet zijn drinkschaal de lucht in en omhelsde woest een vrouw naast zich. Maar zijn toehoorders waren niet tevreden. Men smeet hem met vruchten, met schillen, met pitten, men stortte hem wijn in het gezicht. Toen, wankelend, werd hij de zaal uitgedreven, geschopt...
- Edele mensheid! spotte hij nog, naar achteren. Kan je de waarheid niet verduwen in je etherische maagjes? Hemelse mensheid! Bouwers van Babel, trekt Babel maar op, klimt Babel maar op! Je komt nergens, je belandt aan in de lucht, in de lucht, in de lucht! Hij zwaaide als een gek zijn armen om zich heen. Toen werd hij de zaal uit geschopt, in een algemeen tumult.
- Cyrus, mijn prins, mijn herder! riep Myrrha dronken. Ik heb je lief, mijn Cyrus, en ik volg je in je schaduw... maar ik volg Astarte in haar licht!
En zij sloeg haar armen om zijn hals en zoende hem op zijn ogen, zijn mond, bedwelmend...
Hij viel als flauw, in haar liefkozing.
naar boven
VI
'...Ruiste de klacht, suizende.'
Toen hij wakker werd, lag hij buiten. Hij strekte zich uit, stijf, stond op... Hij zag om zich rond. Aan de zon bespeurde hij, dat het drie uur was. In de warmte was de straat verlaten. Werktuiglijk liep hij ze af, van waar hij met Myrrha gekomen was.
Myrrha was verdwenen. Hij voelde in zich een doodmoeheid en een somberheid als hij nog nooit had gevoeld in zijn bergen - niet na de zwaarste jachten, niet in schriklijkste stormnachten. Hij voelde zich doelloos dwalen die straat af, hij wist niet waarheen, waarom... Hij begreep niets, niets van zichzelve en niets van Babel, niets van zijn terrassen, zijn treden, zijn huizen, zijn Bouwers...
1 comment