Ook Cyrus was dol, schreeuwde mee en trok, trok aan de kabelen. Onder de wolken van de nacht, in het geflakker der rosse en gele straatlichten rolde de Steen met machtige stoten hoger de treden van Babel op... En de vreemde klacht steunde, suizende...
In de nacht liet Cyrus zich stuwen met de menigte mee. De Steen met de Bouwmeesters achter latende, wriemelde ze weg, de menigte, stoof razend de trappen weer op en deinde weer af, vechtende met elkaar, schreeuwende tegen elkaar - de ene karavaan rijdende tegen de andere in - en elkaar bijna nimmer begrijpend... Boven de menigte spitsten de marmeren naalden der minaretten, halfcirkelden zich de immense welvingen der luchtbruggen, die de hogere en lagere terrassen vereenden. En vreemd was, plotseling, in de nu weer langzaam aanlichtende hemel, een luchtbrug, die plotseling afbrak: stuk boog, niet verder beschreven en afgeknakt in de nacht... Langzaam-aan, joelende, juichende, schreeuwende, had de menigte zich verspreid, zich in de zijstraten verdeeld en Cyrus, nu kalmer, liep voort. Hij zag voor zich uit... De brede weg liep steeds met treden omhoog, maar soms vormde een enkele trede een lange straat of een vierkant plein of een ronde plaats, waarlangs zich reusachtige bouwwerken rij-den: forten en burchten, voorraadschuren en tempels, fabrieken en paleizen. Soms vormde een enkele trede een laan van tamariske-bomen of een oase van palmen en over deze oasen en lanen en pleinen scheen nu, uit de wolkende nacht, de maan... Langs het marmerblank en het zwarte groen tintelde het witte licht en plotseling schenen de huizen als sneeuw in het mollig fluweel van de bomen. In het midden der pleinen stoven fonteinen op met haar stuivingen van zilveren water. Dan gingen de treden der straat weer sneller naar boven, de nu geheel wolkloze, lichtende nacht in, die opflonkerde van sterren. Het was of Cyrus ze ging tegemoet, de snel naar boven tredende straat langs. Hij voelde zich tot neervallens moe, maar hij voelde zich trots, om Babel. Hij steeg Babel op, hij had meegesjouwd aan de kabelen van een Steen van Babel... En hoog zijn hoofd, zag hij op naar de starren, die hem als godenogen lonkten: kom Cyrus, kom hoger, stijg Babel op; kom Cyrus, kom hoger, stijg Babel op... Hij ging de gehele nacht, hoger, langs de eenzame straten. De starren bleekten weg in het roze licht van de dageraad, die als een blonde brand over geheel de hemel gloeide. De mensen kwamen de huizen uit, stegen. Een bedrijvigheid begon. Plotseling, op een terras, was Cyrus temidden van duizenden slaven, zwoegende onder het toezicht der Bouwmeesters, die hoog hun bevelen schreeuwden... Uit de diepte van een lager terras hesen zij aan reusachtige hefbomen, aan ijzeren kabelen de zware vierkanten stenen op, de kubieken bazalt en graniet... Maar langs het werk ging de menigte altijd voort, en altijd éen zelfde richting, naar boven... Cyrus bleef staan en hij zag naar de Bouwmeesters. Zij stonden fier als koningen en een majesteit maakte edel hun bevelend gebaar, een glans lichtte uit hun ogen, een strevende drift sprak uit hun stemmen, die bevalen de honderden opzichters, onder welke de duizenden slaven zwoegden... Zij stonden hoog, op verhevenheden, op een hoge trede, op een hoger terras, op een hoogste balkon, om beter het werk te overzien. De reuzenkubieken rezen als harmonisch op aan het zuivere systeem der ijzeren ketenen en kabelen en gleden dan op elkaar tot torenende architecturen. En het was als een wiskunde van bazalt en graniet, die zich lijnde en beschreef tegen de blonde hemel van de nieuwe dag aan...
1 comment