De menigte vloeide samen en weer uiteen.
- Het is geen broeder, zeiden er enigen, en gingen.
- Het is een broeder, zeiden weer anderen, en luisterden. De grijsaard stond hoog, in een witte mantel, die viel voor zijn voeten en hij sprak luid:
- Er is dus niets hoger dan Babel, hoewel het nooit hoger reikte dan zijn eigen laagte...
- Wat zegt hij? vroeg Cyrus.
- Ik weet niet, zei Myrrha. Luister maar. Hij is een wijsgeer. Op alle hoeken der straten verklaren wijsgeren ons Babel en het doel der Bouwmeesters. Maar ik heb er nog nooit een begrepen...
- ...De laagte van Babel is de hoogte van zijn Bouwers... Tot op deze dag reikte Babel nog nooit hoger dan de eerste sfeer, en, zoals gij allen weet, troont Baäl in de tiende... Daar bekend zijn dag en uur, waarop de Meesters vingen de Bouw aan, zou het gemakkelijk te berekenen zijn...
- Hij verveelt mij, zei Myrrha. Ik zal dansen...
En ineens, als zonder overgang, hief zij de punten van haar lichtblauw hemd op, dat los en open viel tot haar enkels en draaide op de punten der tenen in het rond. Haar lange zwarte haren zwierden recht met haar mee. Haar armen gingen op en neer, haar vingers maakten bewegingen als ving zij vogels of vlinders. Tussen haar lippen, vooruitgestoken als een klein rood besje, floot zij een vreemde melodie, van lust en van treurigheid. Soms dook zij ineens op de knieën, wipte weer op, draaide snel rond om zichzelve, als een tol. Haar blauwe hemd draaide, haar haren draaiden mee. De menigte wendde zich half naar haar, juichte haar toe, de rug gekeerd naar de anderen, luisterend naar de grijsaard, die heftiger de armen uitsloeg.
- Luistert, mijn hoorders en loopt Babel niet op, zonder te weten van de treden van Babel... Bouwden niet gehele dynastieën van Bouwmeesters soms aan een enkele trede! Toen de Bouwmeesters der Vijfde dynastie nu negen-honderd-éen-en-twintig jaar geleden gebouwd hadden tot de zeven-honderd-vier-en-dertigste tree en aanbrachten de volgende steen...
Maar niemand luisterde meer, ook Cyrus niet. De wijsgeer sprak tot de ruggen van zijn hoorders, want allen, betoverd, volgden de bekoring van Myrrha's dans, daar op die ronde witte plaats, plein van marmer, een stuivende fontein in het midden, oase van dadels en palmen.
Cyrus volgde het zwieren van haar hemd, van heur haren, het duiken van haar knieën, het vangen der denkbeeldige vogels. Hij had nooit zo zien dansen een der mysteriën van Astarte en hij had die dans willen begrijpen, tegelijk met de woorden des wijsgeers. Maar hij begreep geen van beide en hij blikte, suf bijna, rond van de een naar de ander. Plotseling staakte Myrrha haar dans en liep langs de menigte, uitgestoken haar handje.