Catherine
Inhoud
Catherine Morland, een zeventienjarige domineesdochter, is mooi en onervaren. Met haar vriendin Isabella Thorpe deelt ze haar grote belangstelling voor oude kastelen en romantische heldinnen uit griezelverhalen en romans.
In Bath raakt ze in verwarring door de avances van de arrogante John, Isabella’s broer. Bovendien wordt de jonge geestelijke Henry Tulney verliefd op Catherine.
Als zijn vader, generaal Tilney, haar op het oude familiebezit Northanger Abbey - een voormalige abdij - uitnodigt, wordt haar gezonde verstand door het mysterie rond de dood van generaal Tilney’s vrouw flink op de proef gesteld.
1
Niemand die Catherine Morland in haar kinderjaren had gezien, zou vermoed hebben dat ze in de wieg was gelegd om een heldin te worden. Haar maatschappelijke positie, de goede naam van haar vader en moeder, haar eigen voorkomen en aard waren alle in gelijke mate tegen haar. Haar vader was predikant, onbeduidend noch arm en een zeer achtenswaardig man, hoewel zijn naam Richard luidde en hij nooit knap was geweest. Naast twee lucratieve functies had hij een aanzienlijk eigen vermogen en niet de minste neiging zijn dochters voortdurend op te sluiten. Haar moeder was een praktische en nuchtere vrouw, met een opgewekte aard en, wat opmerkelijker is, een sterk gestel. Ze kreeg drie zoons voordat Catherine werd geboren en in plaats van te sterven toen ze haar ter wereld bracht, zoals men mocht verwachten, bleef ze toch leven - bleef ze verder leven om zelfs nog zes kinderen te krijgen, die rond haar te zien opgroeien en zelf een uitstekende gezondheid te genieten. Een gezin van tien kinderen zal, als het maar genoeg hoofden, armen en benen telt voor dat aantal, altijd een prachtgezin worden genoemd, maar de Morlands hadden verder weinig recht op die benaming want ze waren in het algemeen heel gewoontjes en Catherine was gedurende vele jaren van haar leven net zo gewoontjes als de rest. Ze had een mager en slungelig figuur, een vale, kleurloze huid, donker sluik haar en krachtige gelaatstrekken; haar uiterlijk was dus al niet veel bijzonders - en haar geest leek niet minder ongeschikt voor een heldenrol. Ze was gek op alle jongensspelletjes en gaf de voorkeur aan cricket, niet alleen boven poppen, maar ook boven de heroïscher geneugten van de kindertijd, zoals een relmuis verzorgen, een kanarie voeren of een rozenstruik water geven. Ze had echt geen enkel gevoel voor tuinieren en als ze al bloemen verzamelde, was dat vooral uit ondeugendheid - of in elk geval werd dat vermoed omdat ze een duidelijke voorkeur had voor bloemen die ze niet mocht plukken. Dit waren haar neigingen; haar vaardigheden waren al net zo buitengewoon. Het lukte haar nooit iets te leren of te begrijpen voor het haar werd onderwezen en soms dan zelfs niet, want ze was dikwijls onoplettend en af en toe dom. Het kostte haar moeder alleen al drie maanden om haar het bedelaarsrijmpje te leren opzeggen en uiteindelijk kon haar zuster Sally, die na haar kwam, het beter dan zij. Niet dat Catherine altijd dom was, dat was absoluut niet het geval; ze leerde de fabel van ‘De haas en vele vrienden’ net zo snel als elk ander meisje in Engeland. Haar moeder wilde dat ze muziek zou studeren en Catherine was er zeker van dat ze daarvan zou houden want ze pingelde heel graag op de toetsen van het oude, troosteloze spinet, dus begon ze toen ze acht jaar was. Ze kreeg een jaar les en vond het een beproeving en mevrouw Morland, die er niet op stond dat haar dochters zich ondanks hun onvermogen of tegenzin zouden ontwikkelen, gaf haar toestemming ermee op te houden. De dag waarop de muziekleraar werd weggestuurd, was een van de gelukkigste van Catherines leven. Haar gevoel voor tekenen was niet bijzonder, hoewel ze, wanneer ze ook maar een achterkant van een brief van haar moeder te pakken kon krijgen, of een
ander stukje papier, deed wat ze kon door huizen en bomen, kippen en kuikens te tekenen, die allemaal sterk op elkaar leken. Schrijven en rekenen werden haar door haar vader onderwezen, Frans door haar moeder. Haar vaardigheid in beide was niet opmerkelijk en ze onttrok zich aan haar lessen wanneer ze maar kon. Wat een vreemd, onberekenbaar karakter, want ondanks al deze symptomen van losbandigheid op de leeftijd van tien jaar had ze geen slecht hart en geen slecht humeur, was ze zelden koppig of ruziezoekerig en bijzonder lief voor de kleintjes, met heel af en toe momenten van tiranniek gedrag; naast dit alles was ze lawaaiig en wild, haatte beperkingen en netheid en vond niets ter wereld heerlijker dan van de groene helling achter het huis af te rollen.
Zo was Catherine Morland op tienjarige leeftijd. Op haar vijftiende trad er verbetering in; ze begon haar haar te krullen en naar bals te verlangen, haar teint ging vooruit, haar gezicht werd zachter en ronder, met meer kleur, haar blik levendiger en haar figuur voller. Haar liefde voor modder maakte plaats voor een voorkeur voor mooie kleding en ze zag er steeds verzorgder en daarmee schoner uit. Ze smaakte nu het genoegen haar vader en moeder af en toe een opmerking te horen maken over haar persoonlijke vooruitgang. ‘Catherine begint er steeds beter uit te zien - ze is bijna mooi nu’, waren woorden die ze af en toe opving en hoe welkom waren deze geluiden! Voor een meisje dat er de eerste vijftien jaar van haar leven gewoontjes uit heeft gezien, geeft bijna mooi zijn een groter gevoel van verrukking dan iemand die vanaf de wieg een schoonheid is ooit kan krijgen.
Mevrouw Morland was een bijzonder goede vrouw, die haar kinderen alles toewenste waar ze recht op hadden, maar haar tijd werd zo in beslag genomen door het kraambed en de zorg voor de kleintjes dat het onvermijdelijk was dat haar oudste dochters zichzelf moesten redden. Het was dus niet verwonderlijk dat Catherine, die van nature niets heroïsch over zich had, zich op de leeftijd van veertien jaar liever bezighield met cricket, honkbal, paardrijden en buiten rondrennen dan met boeken, of in elk geval informatieve boeken, want op voorwaarde dat er niet zoiets als nuttige kennis uit kon worden opgedaan, op voorwaarde dat ze een en al verhaal en niet beschouwend waren, had ze nooit enig bezwaar tegen boeken gehad. Maar van haar vijftiende tot haar zeventiende was ze in opleiding voor de rol van heldin; ze las al die werken die heldinnen moeten lezen om hun geheugen te voorzien van die citaten die zo nuttig en zo geruststellend zijn in hun wisselvallige, veelbewogen leven.
Van Pope leerde ze diegenen af te keuren die ‘een karikatuur maken van smart.’
Van Gray dat:
‘Menig bloem wordt geboren om ongezien in bloei te zijn,
En haar geur te verspillen aan de lucht van de woestijn.’
Van Thompson:
- ‘Het is een heerlijke taak,
het
jonge idee te leren hoe te ontspruiten.’
En van Shakespeare leerde ze veel - onder meer het volgende:
- ‘Kleinigheden zonder gewicht,
zijn
voor de afgunstigen bevestiging, zo sterk,
als
argumenten uit de Heilige Schrift.’
en
dat:
‘De nietige kever die we vertrappen,
een
lichamelijke pijn ervaart zo groot
als
die van een stervende reus.’
en
dat een jonge verliefde vrouw er altijd zo uitziet:
- ‘als Geduld in een beeldhouwwerk
glimlachend
tegen Smart.’
Tot zover was haar vooruitgang voldoende; en in vele andere opzichten ontwikkelde ze zich heel goed, want hoewel ze geen sonnetten kon schrijven, bracht ze zichzelf ertoe ze te lezen en hoewel de kans klein was dat ze een heel gezelschap in vervoering zou brengen met een zelf gecomponeerde prelude op de piano, kon ze zonder zich al te zeer te hoeven inspannen naar de uitvoering van anderen luisteren. Haar grootste tekortkoming lag in het potlood; ze kon absoluut niet tekenen, zelfs niet goed genoeg voor een poging het profiel van haar geliefde zo te schetsen dat iemand kon ontdekken wie ze bedoelde.
1 comment