En hoe bevalt de rest van de familie je?’
‘O, heel goed, vooral Isabella.’
‘Ik ben heel blij dat te horen. Ze is precies het soort jonge vrouw met wie ik je graag zie omgaan. Ze is zo verstandig en zo ongekunsteld en vriendelijk; ik wilde al langer dat je haar zou leren kennen en ze lijkt zeer op je gesteld te zijn. Ze heeft in de lovendste bewoordingen over je gesproken en de lof van een meisje als juffrouw Thorpe is iets waar zelfs jij, Catherine,’ hij pakte haar hand met genegenheid, ‘trots op kunt zijn.’
‘Dat ben ik ook’, antwoordde ze. ‘Ik mag haar bijzonder graag en vind het heerlijk om te ontdekken dat het ook voor jou geldt. Je hebt haar nauwelijks genoemd toen je me schreef na je bezoek aan de familie.’
‘Omdat ik dacht dat ik je spoedig zelf zou ontmoeten. Ik hoop dat jullie veel tijd samen zullen doorbrengen terwijl je in Bath bent. Ze is een bijzonder beminnelijk meisje, met zo’n scherp verstand! De hele familie is dol op haar. Ze is duidelijk de favoriet van iedereen en in een plaats als deze moet ze wel zeer bewonderd worden, is het niet?’
‘O ja, zeer, denk ik. Meneer Allen vindt haar het mooiste meisje van Bath.’
‘Dat wil ik wel geloven en ik ken geen man die schoonheid beter kan beoordelen dan meneer Allen. Ik hoef je niet te vragen of je hier gelukkig bent, mijn lieve Catherine; met zo’n metgezel en vriendin als Isabella Thorpe is het onmogelijk dat je dat niet bent en ik ben ervan overtuigd dat de Allens heel aardig voor je zijn.’
‘Ja, heel aardig. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest en nu jij gekomen bent, zal het nog heerlijker zijn dan het was. Wat aardig van je om zo’n reis te maken om mij te zien.’
James aanvaardde dit blijk van dankbaarheid en suste zijn geweten voor het ook aanvaarden ervan door volkomen oprecht op te merken: ‘Inderdaad, Catherine, ik mag je heel graag.’
Ze hielden zich bezig met vragen en opmerkingen over broers en zusters, over de maatschappelijke positie van sommigen, over de groei van de rest en over andere familiezaken en, met slechts een kleine afdwaling van de kant van James, die lovende woorden sprak over juffrouw Thorpe, gingen hiermee door tot ze Pulteney Street bereikten, waar hij bijzonder vriendelijk werd verwelkomd door meneer en mevrouw Allen, door de eerste werd uitgenodigd om bij hen te dineren en door de tweede werd aangespoord om de prijs en verdienste te schatten van een nieuwe mof en schoudermantel. Een eerder gemaakte afspraak in Edgar’s Buildings belette hem de uitnodiging aan te nemen van de één en noopte hem tot een haastig vertrek nadat hij had voldaan aan de eisen van de ander. Nadat het tijdstip waarop de twee gezelschappen elkaar in de Achthoekige Zaal zouden ontmoeten goed was vastgesteld, kon Catherine zich overgeven aan de luxe van een opgejaagde, rusteloze en angstige fantasie bij het lezen van Udolpho, waardoor ze verlost was van alle wereldse zorgen over kleding en diner, niet in staat was mevrouw Allens ongerustheid te verlichten over het niet verschijnen van een verwachte naaister en slechts één minuut in de zestig tijd had om na te denken over het gelukkige feit dat ze voor die avond al een afspraak had.
8
Ondanks Udolpho en de naaister wist het gezelschap uit Pulteney Street de Bovenzalen echter mooi op tijd te bereiken. De Thorpes en James Morland waren slechts twee minuten voor hen gearriveerd en nadat Isabella de gebruikelijke ceremonie had doorlopen van het prompt begroeten van haar vriendin met een allerhartelijkste glimlach, de snit van haar jurk had bewonderd en haar had benijd om de krul van haar kapsel, volgden ze hun begeleiders arm in arm naar de danszaal, waarbij ze met elkaar fluisterden wanneer een gedachte bij hen opkwam en veel ideeën alleen aangaven met een kneepje in de hand of een glimlach van genegenheid.
Het dansen begon binnen enkele minuten nadat ze waren gaan zitten en James, die al net zo lang een afspraak had als zijn zuster, drong er bij Isabella sterk op aan om op te staan, maar John was naar de kaartzaal gegaan om met een vriend te spreken en niets, zo verklaarde zij, kon haar ertoe bewegen zich bij de dansers aan te sluiten zolang haar lieve Catherine dit niet ook kon doen. ‘Ik verzeker je,’ zei ze, ‘dat ik voor niets ter wereld zonder jouw lieve zuster opsta, want als ik dat doe, zullen we beslist de hele avond gescheiden zijn.’ Dit blijk van vriendelijkheid werd door Catherine dankbaar aanvaard en nadat ze nog drie minuten doorgegaan waren als tevoren, wendde Isabella, die met James had zitten praten, die aan haar andere zijde zat, zich weer tot zijn zuster en fluisterde: ‘Mijn lieve vriendin, ik vrees dat ik je nu moet verlaten; je broer kan niet meer wachten om te beginnen. Ik weet dat je het niet erg vindt als ik wegga en John kan natuurlijk elk moment terug zijn en dan vind je me zo weer.’ Hoewel Catherine enigszins teleurgesteld was, was ze te goedaardig om hiertegen te protesteren en terwijl de anderen opstonden, had Isabella slechts tijd om haar vriendin de hand te drukken en te zeggen: ‘Dag, lieve kind’, voor ze zich weghaastten. Omdat de jongere dames Thorpe zich ook op de dansvloer bevonden, was Catherine overgelaten aan de goede zorgen van mevrouw Thorpe en mevrouw Allen, tussen wie ze nu achterbleef. Ze kon het niet helpen, maar ze ergerde zich aan het wegblijven van meneer Thorpe, niet alleen omdat ze graag wilde dansen, maar ook omdat ze zich ervan bewust was dat ze, aangezien haar omstandigheden niet naar waarde geschat konden worden, met de vele andere jongedames die nog aan de kant zaten de schande moest delen van het ontberen van een partner. Om in de ogen van de wereld zo’n gezichtsverlies te lijden, de schijn van ontluistering te moeten dragen terwijl haar hart een en al zuiverheid is, haar daden een al onschuld en het wangedrag van een ander de ware oorzaak van haar vernedering is, dat is een van die omstandigheden die typisch thuishoren in het leven van een heldin, en de kracht waarmee ze dit alles draagt, is wat haar karakter bij uitstek waardigheid verleent. Catherine beschikte over deze kracht; ze leed, maar er kwam geen fluistering over haar lippen.
Na tien minuten in deze vernederende situatie te hebben verkeerd, werden plezieriger gevoelens in haar opgewekt doordat ze niet meneer Thorpe maar meneer Tilney zag, op nog geen drie meter van de plaats waar zij zaten. Hij leek hun kant op te komen, maar zag haar niet, waardoor de glimlach en de blos, die zijn plotselinge verschijning bij Catherine opwekte, verdwenen zonder haar betekenis als heldin aan te tasten. Hij zag er net zo knap en levendig uit als tevoren en was in een druk gesprek verwikkeld met een modieus en charmant uitziende jongedame, die op zijn arm leunde en in wie Catherine onmiddellijk zijn zuster zag, daarmee zonder erbij na te denken de redelijke mogelijkheid overboord gooiend dat hij getrouwd was waardoor hij voor altijd voor haar verloren zou zijn. Alleen geleid door wat logisch en waarschijnlijk was, was het nooit in haar opgekomen dat meneer Tilney getrouwd kon zijn. Hij had zich niet gedragen en had niet gesproken als de getrouwde mannen aan wie ze gewend was; hij had nooit een vrouw genoemd, maar wel het bestaan van een zuster erkend. Hieruit concludeerde ze onmiddellijk dat hij nu in het gezelschap van zijn zuster was en daardoor overviel Catherine geen dodelijke bleekheid en viel ze niet in zwijm tegen de boezem van mevrouw Allen, maar ging ze rechtop zitten, volledig bij haar verstand, met wangen die maar iets roder waren dan gewoonlijk.
Meneer
Tilney en zijn gezellin, die, weliswaar langzaam, steeds dichterbij kwamen, werden voorafgegaan door een dame, een kennis van mevrouw Thorpe en toen deze dame stilstond om met haar te spreken, stopten ook zij, alsof ze bij haar hoorden en kreeg Catherine, die meneer Tilney’s blik opving, onmiddellijk een glimlach van hem als blijk van herkenning. Ze beantwoordde deze met plezier en nadat hij nog dichterbij was gekomen, sprak hij met haar en met mevrouw Allen, door wie hij bijzonder beleefd werd begroet. ‘Het doet mij een groot genoegen u terug te zien, meneer. Ik vreesde al dat u Bath had verlaten.’ Hij bedankte haar voor haar bezorgdheid en zei dat hij inderdaad een week was weggeweest en de stad had verlaten op de ochtend nadat hij het genoegen had gehad haar te ontmoeten.
‘Wel, meneer, het zou me niet verbazen als u het niet betreurt hier terug te zijn, want dit is precies de plaats voor jonge mensen - en zelfs voor alle anderen.
1 comment