Ik vertel meneer Allen altijd, wanneer hij zegt dat hij er genoeg van heeft, dat hij naar mijn mening niet zou moeten klagen want het is zo’n aangename plaats dat het in deze saaie tijd van het jaar veel beter is om hier te zijn dan thuis. Ik vertel hem dat hij zich gelukkig mag prijzen dat hij hier voor zijn gezondheid heen wordt gestuurd.’
‘En ik hoop, mevrouw, dat meneer Allen niet anders kan dan van deze plaats houden omdat ze goed voor hem is.’
‘Dank u, meneer. Ik twijfel er niet aan dat het geval zal zijn. Een buurman van ons, dr. Skinner, is hier vorige winter voor zijn gezondheid geweest en was hier flink aangekomen.’
‘Die omstandigheid moet een grote aanmoediging zijn.’
‘Ja, meneer, en dr. Skinner en zijn familie zijn hier drie maanden geweest, dus vertel ik meneer Allen dat hij niet zo’n haast moet hebben om weer weg te gaan.’
Hier werden ze onderbroken door het verzoek van mevrouw Thorpe aan mevrouw Allen om iets op te schuiven en zodoende plaats te maken voor mevrouw Hughes en juffrouw Tilney omdat zij erin hadden toegestemd zich bij hun gezelschap te voegen. Nadat aan dit verzoek gehoor was gegeven, stond meneer Tilney nog steeds voor hen en na een paar minuten van overweging, vroeg hij Catherine ten dans. Dit compliment, hoe
heerlijk het ook was, bracht de dame in ernstige verlegenheid en toen ze haar afwijzing verwoordde, drukte ze haar droefenis daarover zozeer uit, dat Thorpe, die zich onmiddellijk daarna bij hen voegde, als hij een halve minuut eerder was geweest, haar uitingen van spijt wel eens als iets te nadrukkelijk had kunnen beschouwen. De erg gemakkelijke manier waarop hij haar vervolgens mededeelde dat hij haar had laten wachten, verzoende haar absoluut niet méér met haar lot en ook de bijzonderheden waarover hij begon terwijl ze opstonden, over de paarden en de honden van de vriend die hij zojuist verlaten had, en over een voorgenomen uitwisseling van terriërs tussen hen, konden haar niet zozeer boeien dat dit haar verhinderde om heel vaak naar dat deel van de zaal te kijken waar ze meneer Tilney had achtergelaten. Van haar lieve Isabella, die ze dolgraag op deze heer wilde wijzen, zag ze geen spoor. Ze bevonden zich in verschillende groepen. Ze was gescheiden van haar gezelschap en haar kennissen; de ene ergernis volgde op de andere en uit dit alles leerde ze een nuttige les, namelijk dat het bezoeken van een bal met een vooraf gemaakte afspraak niet noodzakelijkerwijs de waardigheid of het plezier van een jongedame verhoogt. Van zulke stichtelijke gedachten als deze werd ze plotseling verlost door een tikje op haar schouder. Toen ze zich omdraaide zag ze mevrouw Hughes direct achter zich staan, in gezelschap van juffrouw Tilney en een heer. ‘Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw Morland,’ zei ze, ‘dat ik me deze vrijheid veroorloof, maar het lukt me niet bij juffrouw Thorpe te komen en mevrouw Thorpe zei er zeker van te zijn dat u er niet het minste bezwaar tegen zou hebben om deze jongedame onder uw hoede te nemen.’ Mevrouw Hughes had dit verzoek aan niemand in de zaal kunnen stellen die hier met
meer plezier op zou zijn ingegaan dan Catherine. De jongedames werden aan elkaar voorgesteld, waarna juffrouw Tilney de gepaste waardering voor een dergelijke goedheid uitdrukte, juffrouw Morland met de fijngevoeligheid van een grootmoedige geest verklaarde zich juist graag van deze verplichting te kwijten en mevrouw Hughes, tevreden over de manier waarop ze haar jonge pupil had ondergebracht, terugkeerde naar haar gezelschap.
Juffrouw Tilney had een goed figuur, een mooi gezicht en een zeer aangenaam voorkomen en haar houding had weliswaar niet alle uitgesproken allure, het resoluut stijlvolle van die van juffrouw Thorpe, maar toonde een meer aangeboren elegantie. Haar manieren getuigden van gezond verstand en een goede opvoeding; ze waren timide, noch gemaakt open en ze leek jong en aantrekkelijk te kunnen zijn zonder, op een bal, de aandacht van elke man te willen trekken en zonder overdreven gevoelens van extatische verrukking of onvoorstelbare ergernis over elke triviale gebeurtenis. Catherine, die onmiddellijk geïnteresseerd was, door haar verschijning en haar verwantschap met meneer Tilney, wilde niets liever dan haar leren kennen; ze praatte daarom maar wat graag zodra ze ook maar iets kon bedenken om te zeggen en daartoe de moed en de gelegenheid had. Maar door een regelmatig ontbreken van een of meer van deze vereisten, wat een belemmering was voor een zeer snelle vertrouwelijkheid, werden ze verhinderd verder te komen dan een eerste ruwe kennismaking, door elkaar te vragen hoe plezierig de ander Bath vond, hoezeer ze de gebouwen en omgeving bewonderde, of ze tekende, speelde of zong en of ze van paardrijden hield.
De twee dansen waren nauwelijks afgelopen of Catherine
voelde hoe haar arm zachtjes werd beetgepakt door haar trouwe Isabella, die vrolijk uitriep: ‘Eindelijk heb ik je gevonden. Lieve kind, ik ben al een uur naar je op zoek. Wat bracht je ertoe naar deze groep te gaan terwijl je wist dat ik me in de andere bevond? Ik heb me diep ongelukkig gevoeld zonder jou.’
‘Mijn lieve Isabella, hoe had ik bij je moeten komen? Ik kon niet eens zien waar je was.’
‘Dat heb ik ook steeds tegen je broer gezegd, maar hij wilde me niet geloven. ‘Wilt u haar alstublieft gaan zoeken, meneer Morland’, vroeg ik, maar tevergeefs, hij wilde geen stap verzetten. Is dat niet waar, meneer Morland? Maar jullie mannen zijn ook zo buitensporig lui! Ik heb hem zo’n uitbrander gegeven, mijn lieve Catherine, dat je verbaasd zou staan. Je weet dat ik bij zulke mensen geen blad voor de mond neem.’
‘Zie je die jongedame daar met de witte kralen rond haar hoofd?’ fluisterde Catherine, terwijl ze haar vriendin scheidde van James. ‘Dat is de zuster van meneer Tilney.’
‘O, lieve hemel! Is dat zo? Laat me onmiddellijk naar haar kijken. Wat een beeldschoon meisje! Zo’n schoonheid heb ik nog nooit gezien! Maar waar is haar veroveraar van een broer? Is hij in de zaal? Als dat zo is, moet je hem nu aanwijzen. Ik móet hem zien. Meneer Morland, u mag niet luisteren. We praten niet over u.’
‘Maar waar gaat al dat gefluister over? Wat is er aan de hand?’
‘Zie je wel, ik wist dat het zo zou zijn. Jullie mannen hebben zo’n onbedwingbare nieuwsgierigheid! En maar praten over de nieuwsgierigheid van vrouwen! Die is niets hierbij vergeleken.
1 comment