Daar drinkt niemand. U zult er geen man tegenkomen die meer dan zijn maximale vier pinten drinkt. Ik kan u bijvoorbeeld vertellen dat het als opmerkelijk werd beschouwd dat er tijdens het laatste feest in mijn kamers gemiddeld vijf glazen per persoon werd gedronken. Dat werd als iets zeer ongebruikelijks gezien. Nu had ik uitstekend spul, dat is zeker. Zoiets kom je in Oxford niet gauw tegen en dat kan de verklaring zijn. Maar dit geeft u een idee van de mate waarin daar gedronken wordt.’

‘Ja, het geeft een idee,’ zei Catherine gepikeerd, ‘en dat is dat jullie allemaal heel wat meer wijn drinken dan ik dacht. Ik ben er echter van overtuigd dat James niet zo veel drinkt.’

Deze verklaring leidde tot een luid en overweldigend antwoord, waarvan geen enkel onderdeel bijzonder duidelijk was, behalve de massa uitroepen, die verwensingen benaderden, waarmee het gelardeerd werd, en toen het beëindigd was, was Catherine er alleen maar meer van overtuigd dat er in Oxford heel wat wijn werd gedronken en had ze nog hetzelfde gelukzalige geloof in de relatieve matigheid van haar broer.

Thorpes ideeën keerden toen allemaal terug naar de verdiensten van zijn eigen equipage en er werd een beroep op haar gedaan om haar bewondering uit te spreken over de kracht en vrijheid waarmee zijn paard bewoog en de soepelheid die door zijn gang en de uitstekende veren aan de beweging van het rijtuig werd gegeven. Ze volgde hem zo goed ze kon in zijn bewondering. Het was niet mogelijk om hem voor te zijn of te overtreffen. Zijn kennis van het onderwerp en haar onwetendheid, de snelheid waarmee hij zich uitdrukte en haar schroom maakten dit onmogelijk; zij kon niets nieuws ter aanbeveling zeggen, maar ze was graag bereid al zijn beweringen te herhalen en ze waren het er uiteindelijk zonder problemen over eens dat zijn equipage al met al het beste in zijn soort van Engeland was, dat zijn rijtuig het elegantste, zijn paard de beste loper en hij de beste koetsier was. ‘U denkt toch niet echt, meneer Thorpe,’ zei Catherine, die het na enige tijd waagde te geloven dat de zaak duidelijk was en besloot enige variatie op het onderwerp aan te bieden, ‘dat de sjees van James het zal begeven?’

‘Begeven? God nog aan toe! Hebt u ooit van uw leven zo’n wiebelig ding gezien? Er zit geen betrouwbaar stuk ijzer aan. De wielen moeten minstens de afgelopen tien jaar al behoorlijk versleten zijn geweest en de carrosserie, werkelijk, je hoeft er maar naar te wijzen of de hele zaak valt uit elkaar! Het is het onbetrouwbaarste en gammelste geval dat ik ooit onder ogen heb gehad! God zij dank is die van ons beter! Ik zou er nog geen twee mijl in willen rijden, al kreeg ik er vijftigduizend pond voor.’

‘Lieve help!’ riep Catherine geschrokken uit. ‘Laten we dan alstublieft terugkeren. Als we verder gaan, zullen ze zeker een ongeluk krijgen. Laten we teruggaan, meneer Thorpe. Wilt u alstublieft stoppen en met mijn broer praten en hem vertellen hoe onveilig het is?’

‘Onveilig? Goeie God! Nou èn? Ze zullen hoogstens een buiteling maken als het ding het begeeft en er ligt genoeg grond; ze zullen zacht terechtkomen. Vervloekt nog aan toe! Het rijtuig is veilig genoeg als een man weet hoe hij het moet rijden. Als zo’n ding in goede handen is, kan het nog meer dan twintig jaar mee nadat het al behoorlijk versleten is. Maakt u zich geen zorgen! Ik zou het voor vijf pond naar York en terug rijden zonder een nagel te verliezen.’

Catherine luisterde met verbazing; ze wist niet hoe ze twee zo sterk verschillende verslagen van hetzelfde met elkaar in overeenstemming moest brengen, want ze was niet grootgebracht om de hebbelijkheden van een snoever te begrijpen of te weten tot hoeveel loze beweringen en schaamteloze onwaarheden een overmaat aan ijdelheid kan leiden. Haar eigen familie bestond uit gewone, nuchtere mensen die zelden gericht waren op geestigheid van welke aard ook; haar vader bezigde hoogstens een woordspeling en haar moeder een gezegde. Ze hadden dus niet de gewoonte om zich door middel van leugens belangrijker voor te doen of op het ene moment iets te beweren wat ze het volgende zouden tegenspreken. Ze dacht enige tijd verbijsterd over de zaak na en stond meer dan eens op het punt meneer Thorpe om een helderder mening over het onderwerp te vragen, maar hield zich in omdat het haar toescheen dat hij niet uitmuntte in het geven van helderder meningen, in het verduidelijken van die dingen die hij tevoren dubbelzinnig had gemaakt. In combinatie met de overweging dat hij zijn zuster en zijn vriend niet echt zou blootstellen aan een gevaar waarvoor hij hun gemakkelijk kon behoeden, kwam ze tenslotte tot de conclusie dat hij wel moest weten dat het rijtuig volkomen veilig was en dat zij zich niet langer ongerust hoefde te maken. De hele zaak leek door hem al vergeten te zijn en de rest van zijn conversatie, of liever gebabbel, begon en eindigde met hemzelf en zijn eigen aangelegenheden. Hij vertelde haar over paarden die hij voor een schijntje had gekocht en voor ongelooflijke bedragen verkocht, over paardenrennen waarbij hij feilloos de winnaar had voorspeld, over jachtpartijen waarbij hij (zonder ook maar één goed schot te lossen) meer vogels had gedood dan het hele gezelschap bij elkaar en hij beschreef haar een of ander gedenkwaardig dagje jagen, met honden, waar hij door zijn vooruitziendheid en vaardigheid in het leiden van de honden de fouten van de ervarenste jager had hersteld en waarbij hij zo gewaagd had gereden dat, hoewel zijn eigen leven geen moment in gevaar was geweest, anderen, die hem wilden volgen, voortdurend in moeilijkheden waren gekomen, waardoor, zo concludeerde hij kalm, er heel wat waren geweest die hun nek hadden gebroken.

Hoe weinig Catherine ook de gewoonte had voor zichzelf te oordelen en hoe onzeker haar ideeën ook waren over hoe mannen behoorden te zijn, ze kon, terwijl ze de ontboezemingen van zijn eindeloze eigenwaan geduldig verdroeg, enige twijfel aan zijn aangename karakter niet geheel onderdrukken. Het was een gewaagde veronderstelling, want hij was Isabella’s broer en James had haar verzekerd dat zijn manieren hem bij haar hele sekse tot aanbeveling zouden strekken, maar desondanks leidde de overweldigende tegenzin tegen zijn gezelschap, die haar bekroop voor ze een uur onderweg waren en bleef toenemen tot ze weer in Pulteney Street waren teruggekeerd, ertoe dat ze zich in lichte mate tegen die hoge aanbevelingen verzette en twijfelde aan zijn vermogen om alom vreugde te brengen.

Toen ze bij de deur van mevrouw Allen arriveerden, was Isabella zo verbaasd toen ze merkte dat het te laat op de dag was om nog met haar vriendin mee naar huis te gaan dat dit nauwelijks weer te geven is: ‘Is het al drie uur geweest?’ Dat was onvoorstelbaar, ongelooflijk, onmogelijk! Ze wilde haar eigen horloge niet geloven, noch dat van haar broer, noch dat van de bediende. Ze wilde geen enkel argument geloven dat gebaseerd was op verstand of werkelijkheid, tot Morland zijn horloge te voorschijn haalde en het feit bevestigde; enige twijfel daarna zou net zo onvoorstelbaar, ongelooflijk en onmogelijk zijn geweest en ze kon alleen maar steeds opnieuw protesteren dat tweeëneenhalf uur nog nooit zo snel voorbij was gegaan, terwijl ze een beroep deed op Catherine om dit te bevestigen. Catherine kon geen leugen vertellen, zelfs niet om Isabella een plezier te doen, maar de laatste werd de kwelling van haar vriendins afwijkende mening bespaard doordat ze niet op haar antwoord wachtte. Haar eigen gevoelens namen haar geheel in beslag; ze voelde zich diep ongelukkig toen ze merkte dat ze niet anders kon doen dan rechtstreeks naar huis gaan - het was eeuwen geleden dat ze een moment had kunnen praten met haar liefste Catherine en hoewel ze haar duizenden dingen te vertellen had, scheen het alsof ze nooit meer samen zouden zijn.