En zo nam ze, met glimlachjes van het meest exquise verdriet en het glimlachend oog van uiterste vertwijfeling afscheid van haar vriendin en vertrok.
Toen Catherine thuiskwam, was mevrouw Allen juist terug van alle drukke onbeduidendheden van de ochtend en werd ze
onmiddellijk begroet met: ‘Zo, lieve kind, daar ben je weer’, een waarheid die ze niet geneigd noch in staat was te betwisten, ‘en ik hoop dat je een plezierig uitje hebt gehad.’
‘Ja, mevrouw, dank u, we hadden geen heerlijker dag kunnen hebben.’
‘Dat zei mevrouw Thorpe ook al. Het deed haar veel genoegen dat jullie allemaal uitgingen.’
‘U hebt mevrouw Thorpe ontmoet?’
‘Ja, zodra jij weg was ben ik naar de Koerzaal gegaan en daar heb ik haar ontmoet en we hebben samen heel wat gepraat. Ze vertelde dat er vanmorgen op de markt bijna geen kalfsvlees te krijgen was, dat het ongewoon schaars is.’
‘Hebt u nog iemand anders gezien die u kent?’
‘Ja, we besloten een ommetje langs de Crescent te maken en daar ontmoetten we mevrouw Hughes en meneer en juffrouw Tilney die haar vergezelden.’
‘Werkelijk? En hebben ze met u gesproken?’
‘Ja, we hebben samen een half uur langs de Crescent gelopen. Ze lijken mij bijzonder aardige mensen. Juffrouw Tilney droeg een heel mooie, gestippelde mousseline en ik denk, door wat ik heb gehoord, dat ze zich altijd heel goed kleedt. Mevrouw Hughes heeft me heel wat over de familie verteld.’
‘En wat heeft ze u over hen verteld?’
‘O, heel veel. Ze praatte nauwelijks ergens anders over.’
‘Heeft ze u verteld uit welk deel van Gloucestershire ze komen?’
‘Ja, dat heeft ze verteld, maar ik kan het me nu niet herinneren. Maar ze staan goed bekend en zijn heel rijk. Mevrouw Tilney was ooit een juffrouw Drummond en heeft samen met mevrouw Hughes op school gezeten en juffrouw Drummond
had een groot fortuin, en toen ze trouwde heeft haar vader haar nog twintigduizend pond gegeven en vijfhonderd om een uitzet te kopen. Mevrouw Hughes heeft alle kleren gezien nadat ze uit het winkelmagazijn waren gekomen.’
‘En zijn mevrouw en meneer Tilney in Bath?’
‘Ja, ik neem aan van wel, maar ik ben er niet zeker van. Nu ik erover nadenk, heb ik het idee dat ze allebei dood zijn, of in elk geval de moeder; ja, ik weet zeker dat mevrouw Tilney dood is, want mevrouw Hughes vertelde me dat meneer Drummond zijn dochter op haar trouwdag een prachtig parelsnoer heeft gegeven en dat het nu in het bezit is van juffrouw Tilney doordat het voor haar werd bewaard toen haar moeder gestorven was.’
‘En is meneer Tilney, mijn danspartner, de enige zoon?’
‘Dat weet ik niet helemaal zeker, lieve kind; ik heb het idee van wel, maar hij is volgens mevrouw Hughes in elk geval een keurige jongeman met uitstekende vooruitzichten.’
Catherine vroeg niet verder. Ze had voldoende gehoord om het gevoel te hebben dat mevrouw Allen niet over echte informatie beschikte en dat zijzelf bijzonder ongelukkig was de ontmoeting met zowel broer als zuster te hebben gemist. Als ze deze omstandigheid had kunnen voorzien, had niets ter wereld haar ertoe kunnen bewegen met de anderen uit te gaan en zoals de zaken ervoor stonden, kon ze niet anders doen dan haar pech betreuren en nadenken over wat ze was misgelopen toen haar duidelijk was dat het ritje verre van prettig was geweest en John Thorpe zelf behoorlijk onaangenaam.
10
Die avond ontmoetten de Allens, Thorpes en Morlands elkaar in het theater en aangezien Catherine en Isabella naast elkaar zaten, was de laatste nu in de gelegenheid om een paar van de vele duizenden dingen te uiten die zich, gedurende de onmetelijke tijdsspanne van hun scheiding, voor verdere mededeling in haar hadden opgehoopt. ‘Allemachtig, lieve Catherine, eindelijk heb ik je weer voor mezelf!’ was haar begroeting toen Catherine de loge binnenkwam en bij haar ging zitten. ‘Welnu, meneer Morland,’ want hij zat vlak bij haar aan de andere kant, ‘ik zal de rest van de avond geen woord meer met u spreken, dus draag ik u op dat ook niet te verwachten. Mijn allerliefste Catherine, hoe is het je gedurende deze lange tijd vergaan? Maar dat hoef ik je niet te vragen, want je ziet er verrukkelijk uit. Je haar zit echt nog beeldschoner dan anders; jij ondeugd, wil je dat iedereen naar je kijkt? Ik kan je wel zeggen dat mijn broer al helemaal weg van je is en wat meneer Tilney betreft, dat is al zo duidelijk als wat, en zelfs jij, met jouw bescheidenheid, kunt niet aan zijn genegenheid twijfelen; die is maar al te duidelijk door zijn terugkomst naar Bath. O, wat zou ik er niet voor geven om hem te zien! Ik verga van ongeduld. Mijn moeder zegt dat hij de verrukkelijkste jongeman ter wereld is; ze heeft hem vanmorgen gezien; weet je, je moet hem aan mij voorstellen. Is hij vanavond aanwezig? Kijk alsjeblieft om je heen! Ik verzeker je, ik kan niet wachten tot ik hem zie.’
‘Nee,’ zei Catherine, ‘hij is hier niet; ik zie hem nergens.’
‘O, gruwel, zal ik hem dan nooit ontmoeten? Hoe vind je mijn jurk? Ik denk dat hij wel passend is. De mouwen zijn helemaal mijn idee geweest. Weet je, ik krijg zo buitensporig genoeg van Bath; je broer en ik waren het er vanmorgen over eens dat het meer dan uitstekend is om hier een paar weken te zijn, maar dat we hier voor geen goud zouden willen wonen. We ontdekten al snel dat we wat onze smaak betreft precies overeenkomen en dat we de voorkeur geven aan het platteland boven elke andere plaats; onze ideeën kwamen zo sterk overeen, dat het bijna lachwekkend was! Er was geen enkel punt waarop we van mening verschilden en ik had jou er voor niets ter wereld bij willen hebben; je bent zo’n bijdehandje, ik weet zeker dat je een of ander grapje zou hebben gemaakt.’
‘Nee, dat had ik beslist niet gedaan.’
‘Ja, dat had je wel gedaan; ik ken je beter dan je jezelf kent. Je zou tegen ons gezegd hebben dat we voor elkaar geboren leken of zoiets onzinnigs en dat zou me in ongelooflijke verlegenheid hebben gebracht; mijn wangen zouden zo rood zijn geworden als jouw rozen; ik had je er voor niets ter wereld bij willen hebben.’
‘Je doet me werkelijk onrecht; ik zou zo’n ongepaste opmerking in geen geval hebben gemaakt. Bovendien weet ik wel zeker dat zoiets nooit in mijn hoofd was opgekomen.’
Isabella glimlachte ongelovig en praatte de rest van de avond met James.
Catherines voornemen om te pogen juffrouw Tilney opnieuw te ontmoeten was de volgende ochtend al net zo sterk en tot het gebruikelijke tijdstip om naar de Koerzaal te vertrekken, was ze enigszins onrustig door de angst dat dit opnieuw verhinderd zou worden. Maar er gebeurde niets van die aard; er verschenen geen bezoekers die hen ophielden en ze gingen met zijn drieën op tijd op weg naar de Koerzaal, waar de gewone loop der gebeurtenissen en conversatie plaatsvonden. Na zijn glas water gedronken te hebben, voegde meneer Allen zich bij enkele heren om de politieke stand van zaken te bespreken en de verslagen ervan in hun kranten te vergelijken en de dames wandelden samen rond, merkten elk nieuw gezicht op en vrijwel elke nieuwe hoed. Het vrouwelijke deel van de familie Thorpe verscheen, in gezelschap van James Morland, minder dan een kwartier later in de menigte en Catherine nam onmiddellijk haar gebruikelijke plaats aan de zijde van haar vriendin in. James, die niet van haar zijde week, handhaafde een soortgelijke positie en zich afzonderend van de rest van het gezelschap liepen ze een tijdje zo rond tot Catherine begon te twijfelen aan het bevredigende van een situatie die haar volledig beperkte tot haar vriendin en broer zonder van beiden veel aandacht te krijgen. Ze gingen voortdurend op in een of ander sentimenteel gesprek of levendige discussie, maar hun gevoelens werden op een zo gedempte toon uitgewisseld en hun levendigheid ging met zo veel gelach gepaard dat Catherine, hoewel ze door de een of de ander regelmatig om bijval werd gevraagd, niet in staat was deze te geven doordat ze geen woord van het onderwerp had kunnen verstaan.
1 comment