Ten slotte kon ze zich echter losmaken van haar vriendin door de al verklaarde noodzaak met juffrouw Tilney te spreken, die ze juist tot haar grote genoegen met mevrouw Hughes de zaal zag binnenkomen en bij wie ze zich onmiddellijk aansloot met een vaster voornemen haar te leren kennen dan waarvoor ze de moed had kunnen opbrengen als ze niet aangespoord was door de teleurstelling van de dag daarvoor. Juffrouw Tilney begroette haar uiterst hartelijk, beantwoordde haar toenadering net zo geanimeerd en ze bleven met elkaar praten zolang beide gezelschappen in de zaal verbleven en hoewel naar alle waarschijnlijkheid door beiden geen opmerking werd gemaakt, geen uitdrukking werd gebezigd, die niet al duizenden keren eerder, in elk Bath-seizoen, onder dat dak gemaakt en gebezigd waren, zou het een ongebruikelijke verdienste kunnen zijn dat ze uitgesproken werden in eenvoud en oprechtheid en zonder eigendunk.
‘Wat danst uw broer goed!’ was, tegen het einde van hun gesprek, een argeloze uitroep van Catherine die haar gezellin zowel verraste als amuseerde.
‘Henry!’ antwoordde ze met een glimlach. ‘Ja, hij danst inderdaad goed.’
‘Hij moet het laatst heel vreemd hebben gevonden om mij te horen zeggen dat ik bezet was, terwijl hij mij zag zitten. Maar ik had de hele dag een afspraak met meneer Thorpe.’ Juffrouw Tilney kon alleen maar een buiging maken. ‘U kunt zich niet voorstellen’, voegde Catherine er na een moment van stilte aan toe, ‘hoe verrast ik was hem terug te zien. Ik was ervan overtuigd dat hij weg was gegaan.’
‘Toen Henry het genoegen had u te ontmoeten, was hij maar een paar dagen in Bath. Hij was alleen gekomen om logies voor ons te regelen.’
‘Dat is geen moment in mij opgekomen en natuurlijk dacht ik dat hij weggegaan moest zijn toen ik hem nergens meer zag. Was de jongedame met wie hij maandag danste niet een juffrouw Smith?’
‘Ja, een kennis van mevrouw Hughes.’
‘Ik denk dat ze heel blij was te kunnen dansen. Vindt u haar mooi?’
‘Niet zo.’
‘Hij komt nooit naar de Koerzaal, neem ik aan?’
‘Ja, soms, maar vanmorgen is hij uitgereden met mijn vader.’
Mevrouw Hughes voegde zich nu bij hen en vroeg juffrouw Tilney of ze klaar was om te gaan. ‘Ik hoop het genoegen te hebben u binnenkort weer te zien’, zei Catherine. ‘Komt u naar het cotillon-bal morgen?’
‘Misschien… ja, toch, ik kom.’
‘Daar ben ik blij om, want we zullen daar allemaal zijn.’ Deze beleefdheid werd passend beantwoord en ze namen afscheid, van juffrouw Tilney’s kant met enig inzicht in de gevoelens van haar nieuwe kennis en van Catherines kant zonder zich er in het minst van bewust te zijn die te hebben getoond.
Ze ging heel tevreden naar huis. De ochtend had aan al haar verwachtingen beantwoord en de avond van de volgende dag was nu het onderwerp van haar hoop; de toekomst zag er goed uit. Welke jurk en wat ze bij die gelegenheid op het hoofd zou dragen, werd nu haar belangrijkste zorg. Dit geeft natuurlijk geen pas. Kleding is voor de lichtzinnigen altijd iets kenmerkends geweest en overdreven aandacht daarvoor schiet dikwijls zijn eigen doel voorbij. Catherine wist dit alles heel goed; haar oudtante had haar de laatste Kerstmis nog een verhandeling over dit onderwerp voorgelezen en toch lag ze woensdagavond tien minuten wakker, de voors en tegens afwegend van de gespikkelde en geborduurde mousseline en niets behalve het gebrek aan tijd weerhield haar ervan een nieuwe voor die avond te kopen. Dit zou een beoordelingsfout zijn geweest, groot maar niet ongewoon, waarvoor beter iemand van de andere sekse dan haar eigen, beter een broer dan een oudtante, haar had kunnen waarschuwen, want alleen een man kan zich bewust zijn van de ongevoeligheid van mannen ten opzichte van een nieuwe jurk. Het zou kwetsend zijn voor de gevoelens van vele dames als ze zouden begrijpen hoe weinig het hart van de man geraakt wordt door wat kostbaar of nieuw is in hun kleding, hoe weinig het beïnvloed wordt door de structuur van hun mousseline en hoe weinig het ontvankelijk is voor een bijzondere genegenheid jegens het gespikkelde, het gebloemde, de fijne mousseline of het katoentje. De vrouw kleedt zich alleen voor haar eigen genoegen. Geen man zal haar op grond daarvan meer bewonderen, geen vrouw haar aardiger vinden. Netheid en mode zijn voldoende voor de eerste en iets afgedragens of uit de toon vallends zeer innemend voor de laatste. Maar de gemoedsrust van Catherine werd door geen van deze ernstige bespiegelingen verstoord.
Ze betrad de zalen op donderdagavond met gevoelens die sterk verschilden van de gevoelens die haar de maandag daarvoor daarheen hadden gevoerd. Ze was toen opgetogen geweest over haar afspraak met Thorpe en deed nu haar uiterste best uit zijn gezichtsveld te blijven, opdat hij niet opnieuw beslag op haar zou leggen, want hoewel ze niet kon, niet durfde verwachten dat meneer Tilney haar voor de derde keer ten dans zou vragen, waren al haar verlangens, haar hoop en haar plannen op niets anders gericht. Elke jongedame zal op dit kritieke ogenblik met mijn heldin kunnen meevoelen, want elke jongedame heeft op een bepaald moment dezelfde onrust ervaren. Ze hebben allen het gevaar gelopen, of hebben dat allemaal tenminste gedacht, achtervolgd te worden door iemand die ze wilden mijden en ze hebben allemaal verlangd naar de attenties van iemand die ze wilden behagen. Zodra de Thorpes zich bij hen voegden, begon voor Catherine de kwelling; ze vroeg zich zenuwachtig af of John Thorpe naar haar toe zou komen, verborg zich zo goed mogelijk voor zijn blik en deed alsof ze hem niet hoorde wanneer hij tegen haar sprak. De cotillons waren voorbij en de contradans begon en van de Tilneys was nog niets te zien. ‘Schrik niet, lieve Catherine,’ fluisterde Isabella, ‘maar ik ga echt weer met je broer dansen. Ik erken volmondig dat het ronduit schokkend is. Ik heb gezegd dat hij zich moet schamen, maar jij en John moeten ons steunen.
1 comment