Bent u het in dit alles met mij eens?’

‘Jazeker, zoals u het stelt, klinkt het allemaal heel goed, maar het blijven twee zulke verschillende dingen. Ik kan ze niet in hetzelfde licht zien of denken dat ze dezelfde verplichtingen met zich meebrengen.’

‘In één opzicht is er zeker een verschil. In het huwelijk wordt de man verondersteld de vrouw te onderhouden, de vrouw om het huis aangenaam te maken voor de man; hij moet de kost winnen, zij glimlachen. Bij het dansen liggen de plichten precies andersom; het veraangenamen, zich schikken wordt van hem verwacht, terwijl zij voor de waaier en het lavendelwater zorgt. Dat, neem ik aan, is het verschil in plichten dat volgens u een vergelijking onmogelijk maakt.’

‘Nee, ik moet u zeggen dat ik daar nooit aan heb gedacht.’

‘Dan begrijp ik het niet, maar ik moet nog één ding zeggen. Uw instelling is nogal verontrustend. U wijst elke overeenkomst in de verplichtingen af en mag ik daaruit niet afleiden dat uw begrip van de plichten van de dans niet zo strikt zijn als uw partner zou mogen wensen? Heb ik geen reden om te vrezen dat als de heer die zojuist met u sprak terug zou keren of als een andere heer u aan zou spreken, niets u ervan zou weerhouden om zo lang als u wenst met hem te converseren?’

‘Meneer Thorpe is zo’n speciale vriend van mijn broer, dat ik wel met hem moet praten als hij tegen mij praat, maar behalve hij zijn er nauwelijks drie jongemannen in de zaal die ik enigszins ken.’

‘En dat is mijn enige zekerheid? Ach! Ach!’

‘Ja, ik ben er zelfs van overtuigd dat u geen betere kunt hebben, want als ik niemand ken, is het onmogelijk om met iemand te praten en bovendien wil ik met niemand praten.’

‘Nu hebt u mij een zekerheid gegeven die de moeite waard is en zal ik met frisse moed verder gaan. Vindt u Bath nog net zo aangenaam als toen ik de vorige keer de eer had hiernaar te informeren?’

‘Ja, zeker… meer nog zelfs.”

‘Meer nog! Wees voorzichtig, anders vergeet u nog er op het juiste moment genoeg van te krijgen. U behoort er na zes weken genoeg van te hebben.’

‘Ik denk niet dat ik er genoeg van krijg, al zou ik hier zes maanden blijven.’

‘Vergeleken met Londen, heeft Bath weinig variatie te bieden en dat is iets waar iedereen ieder jaar achter komt. ‘Ik geef toe, Bath is plezierig voor zes weken, maar daarna is het de vervelendste plaats ter wereld.’ Dat zeggen alle mogelijke mensen, die elke winter komen, hun zes weken verlengen tot tien of twaalf en tenslotte vertrekken omdat ze het zich niet langer kunnen veroorloven om te blijven.’

‘Welnu, andere mensen moeten zelf maar oordelen en diegenen die naar Londen gaan, vinden Bath misschien maar niets, maar ik kom uit een klein, afgelegen dorp in de provincie en kan een plaats als deze nooit eentoniger vinden dan de plaats waar ik woon, want hier is een aantal uitgaansmogelijkheden, een aantal dingen om de hele dag te zien en te doen die daar ontbreken.’

‘Houdt u niet van het platteland?’

‘O ja, dat wel. Ik heb er altijd gewoond en ben er altijd heel gelukkig geweest. Maar het is duidelijk dat een landelijk leven veel minder variatie biedt dan een leven in Bath. Op het platteland zijn alle dagen precies hetzelfde.’

‘Maar dan brengt u uw tijd op het platteland zoveel verstandiger door.’

‘Is dat zo?’

‘Is het niet zo?’

‘Ik geloof niet dat er veel verschil is.’

‘Hier bent u de hele dag op zoek naar vermaak.’

‘Dat ben ik thuis ook, alleen is er daar weinig van te vinden. Ik maak hier een wandeling, zoals ik daar ook doe, maar hier zie ik in elke straat allerlei mensen en daar kan ik alleen een bezoek brengen aan mevrouw Allen.’

Meneer Tilney vond dit zeer amusant. ‘Alleen een bezoek brengen aan mevrouw Allen!’ herhaalde hij. ‘Wat een beeld van intellectuele armoede! Als u weer in dit moeras wegzinkt, zult u echter meer te bespreken hebben. U zult over Bath kunnen praten en over alle dingen die u hier hebt gedaan.’

‘O ja! Ik zal nooit meer om gespreksonderwerpen verlegen zitten, met mevrouw Allen of iemand anders. Ik geloof echt dat ik steeds over Bath zal praten wanneer ik weer thuis ben… Ik vind het hier zo heerlijk. Als ik papa en mama hier maar kon hebben en de anderen, dan zou ik waarschijnlijk overgelukkig zijn! De komst van James, mijn oudste broer, is al verrukkelijk en vooral nu gebleken is dat juist die familie met wie wij net zo vertrouwelijk zijn geworden ook tot zijn vertrouwde vrienden hoort. O, wie kan er nu ooit genoeg krijgen van Bath?’

‘Niet degenen die zoveel frisse gevoelens van allerlei aard meebrengen als u doet. Maar papa’s en mama’s en broers en vertrouwde vrienden worden door de meeste vaste bezoekers van Bath achtergelaten en een oprecht genoegen scheppen in bals en toneel en in alledaagse dingen is voor hen verleden tijd.’

Hiermee eindigde hun gesprek; het dansen eiste al hun aandacht op.

Kort nadat ze de rand van de dansvloer hadden bereikt, merkte Catherine dat ze bestudeerd werd door een heer die onmiddellijk achter haar partner tussen de toeschouwers stond. Hij was een zeer knappe man en een indrukwekkende verschijning, die voorbij de bloei maar niet de kracht van zijn leven was en terwijl zijn blik op haar gevestigd bleef, zag ze hoe hij meneer Tilney op ongedwongen wijze iets toefluisterde. Verward door zijn aandacht en blozend uit angst dat deze werd opgewekt door iets verkeerds aan haar uiterlijk, wendde ze haar hoofd af. Maar terwijl ze dat deed, trok de heer zich, terug en zei haar partner, die dichterbij kwam: ‘Ik merk dat u kunt raden wat mij zojuist werd gevraagd. Die heer kent uw naam en u hebt het recht de zijne te kennen. Het is generaal Tilney, mijn vader.’

Catherines antwoord was alleen maar ‘O!’, maar het was een O! die al het nodige uitdrukte: aandacht voor zijn woorden en een volkomen vertrouwen in de waarheid ervan. Met echte interesse en grote bewondering volgde haar blik nu de generaal, terwijl hij zich door de menigte verplaatste en voor zichzelf merkte ze op: ‘Wat een knappe familie vormen ze!’

Door een gesprek met juffrouw Tilney, voor de avond voorbij was, viel haar een nieuwe bron van vreugde ten deel. Sinds haar komst naar Bath had ze nog nooit een wandeling buiten de stad gemaakt. Juffrouw Tilney, die vertrouwd was met alle veelbezochte plaatsen in de omgeving, beschreef ze in bewoordingen die haar er hevig naar deden verlangen ze ook te leren kennen en toen ze openlijk haar vrees uitsprak niemand te zullen vinden om haar te vergezellen, stelden de broer en zuster voor op een ochtend gezamenlijk een wandeling te maken. ‘Wat lijkt me dat heerlijk,’ riep ze uit, ‘meer dan wat ook ter wereld; en laten we het niet uitstellen, laten we morgen gaan.’ Hier waren ze het snel over eens, met als enige voorwaarde van juffrouw Tilney dat het niet zou regenen, waarbij Catherine er zeker van was dat dat niet het geval zou zijn.