Catherine was van streek, maar gaf niet toe. ‘Dring niet verder aan, Isabella. Ik heb een afspraak met juffrouw Tilney. Ik kan niet meegaan.’ Dit had geen enkel effect. Ze werd bestookt met dezelfde argumenten; ze moest gaan en ze zou gaan en ze namen geen genoegen met een weigering. ‘Je kunt juffrouw Tilney toch eenvoudig vertellen dat je juist herinnerd bent aan een eerdere afspraak en haar verzoeken de wandeling uit te stellen tot dinsdag.’

‘Nee, dat is niet zo eenvoudig. Dat kan ik niet doen. Er ìs geen eerdere afspraak.’ Maar Isabella drong alleen maar meer en meer aan, drong er bij haar op de meest toegenegen manier op aan, sprak haar met de innemendste naampjes aan. Ze was ervan overtuigd dat haar liefste, schattigste Catherine niet serieus van plan was een zo onbeduidend verzoek te weigeren van een vriendin die zo zielsveel van haar hield. Ze wist dat haar beminde Catherine een zo gevoelig hart had, een zo lieve aard, dat ze gemakkelijk overgehaald kon worden door degenen van wie ze hield. Maar het was allemaal vergeefs: Catherine vond dat ze gelijk had en hoewel het haar zeer speet, kon ze zich niet laten beïnvloeden door de zo tedere, zo vleiende smeekbede. Toen gooide Isabella het over een andere boeg. Ze verweet haar meer genegenheid te voelen voor juffrouw Tilney, hoewel ze haar nog maar zo kort kende, dan voor haar beste en oudste vrienden; kortom, koud en onverschillig te zijn geworden tegen haar. ‘Ik kan het niet helpen dat ik jaloers ben, Catherine, wanneer ik zie hoe ik, die zo buitensporig veel van je houd, versmaad wordt ten gunste van vreemden! Wanneer ik mijn genegenheid heb geschonken, kan niets hier nog verandering in brengen. Maar ik geloof dat mijn gevoelens sterker zijn dan die van wie dan ook; ik ben ervan overtuigd dat ze te sterk zijn voor mijn eigen gemoedsrust en ik moet toegeven dat ik diep gekwetst ben wanneer ik mijzelf in jouw vriendschap verdrongen zie worden door vreemden. Die Tilney’s lijken al het andere op te slokken.’

Catherine beschouwde dit verwijt als net zo vreemd en onvriendelijk. Was het de rol van een vriendin om haar gevoelens aldus kenbaar te maken aan anderen? Isabella kwam op haar over als hardvochtig en zelfzuchtig, als iemand die uitsluitend uit was op haar eigen pleziertjes. Deze pijnlijke gedachten gingen door haar hoofd, hoewel ze niets zei. Isabella had intussen haar zakdoek voor haar ogen gebracht en Morland, die zich bij de aanblik hiervan diep ongelukkig voelde, kon niet nalaten te zeggen: ‘Luister, Catherine, hier kun je toch werkelijk niet mee doorgaan. Het is geen grote opoffering en zo’n vriendin een plezier doen… ik zou het zeer onvriendelijk van je vinden als je nog steeds weigert.’

Dit was de eerste keer dat haar broer openlijk partij koos tegen haar en omdat ze niet graag zijn ongenoegen wilde opwekken, stelde ze een compromis voor. Als zij hun plan tot dinsdag wilden uitstellen, wat ze zeer eenvoudig konden doen omdat het alleen van henzelf afhing, zou ze met hen meegaan en zou iedereen tevreden kunnen zijn. Maar ‘nee, nee, nee’, was het onmiddellijke antwoord, want ‘Thorpe wist niet of hij die dag niet naar de stad zou gaan’. Het speet Catherine zeer, maar meer kon ze niet doen en er volgde een korte stilte, die verbroken werd door Isabella die op koude, verbolgen toon zei: ‘Goed, daarmee gaat ons uitstapje dus niet door. Als Catherine niet gaat, kan ik niet gaan. Ik kan niet de enige vrouw zijn. Ik zou onder geen enkele voorwaarde zoiets onfatsoenlijks doen.’

‘Catherine, je moet meegaan’, zei James.

‘Maar waarom kan meneer Thorpe niet een van zijn andere zusters meenemen? Ik weet zeker dat ze dat allebei graag zouden willen.’

‘Vriendelijk bedankt,’ riep Thorpe, ‘maar ik ben niet naar Bath gekomen om mijn zusters rond te rijden en mezelf belachelijk te maken. Nee, ik denk er verd… niet over als u niet meegaat. Ik ga alleen mee om u te rijden.’

‘Dat is een compliment waar ik geen genoegen in schep.’ Maar haar woorden gingen verloren voor Thorpe, die zich bruusk had omgedraaid.

De drie anderen bleven bij elkaar, maar liepen voor die arme Catherine op een zeer onplezierige manier; soms werd er geen woord gezegd, soms kreeg ze opnieuw smeekbeden of verwijten over zich heen en ze liep nog steeds arm in arm met Isabella, hoewel hun harten in oorlog waren. Het ene moment was ze mild gestemd, het andere geërgerd, voortdurend van streek, maar steeds standvastig.

‘Ik had niet verwacht dat je zo halsstarrig zou zijn, Catherine’, zei James. ‘Vroeger was je niet zo moeilijk over te halen; je was ooit de vriendelijkste en goedaardigste van mijn zusters.’

‘Ik hoop dat ik dat nu niet minder ben,’ antwoordde ze emotioneel, ‘maar ik kan echt niet meegaan.