Als ik het verkeerd doe, doe ik wat ik juist acht.’

‘Ik vermoed’, zei Isabella op gedempte toon, ‘dat de beslissing je weinig moeite kost.’

Catherines hart bonsde; ze trok haar arm terug en er kwam geen verzet van Isabella. Zo gingen er tien lange minuten voorbij, tot Thorpe zich weer bij hen voegde en met een vrolijker gezicht zei: ‘Zo, ik heb de zaak geregeld en nu kunnen we morgen allemaal met een gerust geweten gaan. Ik heb juffrouw Tilney opgezocht en uw verontschuldigingen aangeboden.’

‘Dat hebt u niet gedaan!’ riep Catherine uit.

‘En of ik dat gedaan heb. Ik kom net bij haar vandaan. Ik heb haar verteld dat u mij gestuurd had om te zeggen dat u zich net een eerder gemaakte afspraak had herinnerd om met ons naar Clifton te gaan en niet voor dinsdag het genoegen kon hebben met haar te gaan wandelen. Ze zei dat het uitstekend was, dat dinsdag haar net zo goed uitkwam; dus zijn al onze problemen opgelost. Een behoorlijk goed idee van mij, niet?’

Isabella was onmiddellijk weer goedgehumeurd en een en al glimlach, en ook James zag er weer gelukkig uit.

‘Dat was inderdaad een geweldig idee! Nu, mijn lieve Catherine, zijn al onze moeilijkheden voorbij; je bent eervol van je verplichting ontheven en we zullen een verrukkelijk uitstapje hebben.’

‘Dit kan ik niet toestaan’, zei Catherine. ‘Ik kan me hier niet bij neerleggen. Ik moet onmiddellijk naar juffrouw Tilney en dit rechtzetten.’

Isabella wist echter haar ene hand te pakken en Thorpe de andere en ze werd overspoeld door protesten van alledrie. Zelfs James was echt boos. Als alles geregeld was, als juffrouw Tilney zelf zei dat dinsdag haar net zo goed uitkwam, was het belachelijk, was het absurd om nog verdere tegenwerpingen te maken.

‘Dat kan me niet schelen. Meneer Thorpe had geen enkel recht om zo’n boodschap te bedenken. Als ik het had willen uitstellen, had ik zelf met juffrouw Tilney kunnen spreken. Dit is alleen maar een grovere manier en hoe weet ik dat meneer Thorpe het inderdaad heeft gedaan… het is mogelijk dat hij zich weer heeft vergist; hij heeft mij al één keer tot een ongemanierd optreden gebracht door zijn vergissing van vrijdag. Laat me gaan, meneer Thorpe; Isabella, laat me los.’

Thorpe vertelde haar dat ze tevergeefs achter de Tilneys aan zou gaan; ze waren Broek Street al ingeslagen toen hij hen had ingehaald en moesten nu al thuis zijn.

‘Ik ga achter hen aan,’ zei Catherine, ‘waar ze ook zijn, ik ga achter hen aan. Het heeft geen zin om te praten. Als ik niet overgehaald kon worden tot iets wat ik als verkeerd zag, zal ik me daar in elk geval niet door een list toe laten brengen.’ En met deze woorden rukte ze zich los en haastte zich weg. Thorpe wilde achter haar aan rennen, maar Morland hield hem tegen. ‘Laat haar gaan, laat haar gaan als ze dat wil.’

‘Ze is zo koppig als…’

Thorpe maakte zijn vergelijking niet af, want het kon nauwelijks een fatsoenlijke zijn geweest.

Catherine liep opgewonden weg, zo snel als de menigte haar toestond, bang om achtervolgd te worden, maar vastbesloten om door te zetten. Tijdens het lopen, dacht ze na over wat er was gebeurd. Ze vond het pijnlijk hen teleur te stellen en te ergeren en in het bijzonder om haar broer te ergeren, maar ze kon geen berouw voelen over haar verzet. Nog afgezien van haar eigen voorkeur kon het niet anders dan verkeerd zijn om voor de tweede keer een afspraak met juffrouw Tilney niet na te komen, om zich, en dat ook nog onder valse voorwendselen, te distantiëren van een belofte die ze slechts vijf minuten eerder had gemaakt. Ze had zich niet uitsluitend op grond van zelfzuchtige principes tegen hen verzet, ze was niet alleen uit geweest op haar eigen voldoening; daar had tot op zekere hoogte aan kunnen worden voldaan door het uitstapje zelf, door een bezoek aan Blaize Castle; nee, ze had zich gehouden aan wat ze anderen en hun achting voor haar eigen karakter verplicht was. De overtuiging dat ze juist handelde, was niet voldoende om haar zelfbeheersing te herwinnen; tot ze met juffrouw Tilney gesproken had, kon ze niet gerust zijn en haar pas versnellend tot ze de Crescent achter zich had gelaten, legde ze de rest van de afstand bijna rennend af tot ze aan het einde van Milsom Street was gekomen. Haar bewegingen waren zo snel geweest dat de Tilney’s, ondanks hun oorspronkelijke voorsprong, net bij hun logement arriveerden toen zij binnen oogbereik kwam; tegen de bediende, die nog bij de geopende deur stond, zei ze alleen dat ze onmiddellijk met juffrouw Tilney moest spreken en ze haastte zich langs hem heen de trap op. Toen ze de eerste deur die ze tegenkwam opende, bevond ze zich toevallig meteen in de zitkamer, met generaal Tilney, zijn zoon en zijn dochter. Haar verklaring, die - door haar gespannen zenuwen en haar ademnood - slechts tekortschoot in het feit dat het in het geheel geen verklaring was, volgde onmiddellijk. ‘Ik heb me naar u toe gehaast… Het was allemaal een vergissing… Ik heb nooit beloofd mee te gaan… Ik heb van het begin af aan gezegd dat ik niet mee kon… Ik ben haastig weggegaan om het uit te leggen… Het maakte me niet uit wat u van mij zou denken… Ik wilde niet op de bediende wachten.’

Hoewel deze toespraak de zaak niet volmaakt ophelderde, was het al snel geen puzzel meer. Catherine ontdekte dat John Thorpe de boodschap inderdaad had gegeven en juffrouw Tilney gaf openlijk toe dat deze haar zeer had verrast. Maar of de verontwaardiging van haar broer die van juffrouw Tilney nog te boven gingen, kon Catherine, hoewel ze zich met haar verdediging instinctief zowel tot de één als de ander richtte, niet weten.