Het was hoogseizoen, de zaal was vol en de twee dames persten zich zo goed mogelijk naar binnen. Wat meneer Allen betreft, hij begaf zich onmiddellijk naar de kaartkamer en liet hen alleen om van de menigte te genieten. Met meer zorg voor de veiligheid van haar nieuwe gewaad dan voor het comfort van haar beschermelinge zocht mevrouw Allen zich, zo snel als de noodzakelijke voorzichtigheid maar toestond, een weg door de groep mannen bij de deur. Catherine wist echter dicht naast haar te blijven en haakte haar arm te stevig door die van haar vriendin om door de gemeenschappelijke inspanning van een worstelend gezelschap uiteen getrokken te kunnen worden. Tot haar grote verbazing merkte ze echter dat zich verplaatsen door de zaal niet de manier was om zich los te maken van de menigte; deze leek eerder toe te nemen naarmate ze verder kwamen, terwijl ze had verwacht dat ze, eenmaal binnen, gemakkelijk een zitplaats zouden vinden en op een uiterst comfortabele manier naar de dansen zouden kunnen kijken. Dat was echter in het geheel niet het geval en hoewel ze met onvermoeibare ijver zelfs boven in de zaal wisten te komen, was hun situatie nog precies dezelfde; ze zagen niets van de dansers behalve de lange veren van enkele van de dames. Toch liepen ze verder - er kwam nog iets beters in zicht en door een voortgezette krachtsinspanning en enig vernuft bevonden ze zich tenslotte in de doorgang achter de hoogste bank. Hier was de menigte iets minder dicht dan beneden, waardoor juffrouw Morland een uitgebreid beeld kreeg van het hele gezelschap dat zich onder haar bevond en van alle gevaren van haar recente doortocht. Het was een prachtig gezicht en ze begon voor het eerst die avond het gevoel te krijgen dat ze zich in een balzaal bevond: ze wilde graag dansen, maar er was niemand die ze kende in de zaal. Mevrouw Allen deed alles wat ze onder de omstandigheden kon doen door zo nu en dan op onverstoorbare toon te zeggen: ‘Ik wilde dat je kon dansen, kind, ik wilde dat je een partner kon krijgen.’ Gedurende enige tijd was haar jonge vriendin haar wel dankbaar voor deze wensen, maar ze werden zo dikwijls herhaald en bleken zo weinig effect te hebben dat Catherine het tenslotte moe werd en haar niet meer bedankte.

Ze mochten echter niet lang genieten van de rust van de uitstekende plaats die ze met zo veel moeite hadden veroverd. Al snel was iedereen in beweging voor de thee en moesten ze zich net als de rest naar buiten dringen. Catherine begon iets van teleurstelling te voelen; ze was het moe om voortdurend tegen mensen aangedrukt te worden van wie de gezichten door hun algemeenheid niets interessants hadden en met wie ze zo volkomen onbekend was dat ze het hinderlijke van de insluiting niet kon verlichten door ook maar een woord met een van haar medegevangenen te wisselen en toen ze tenslotte in de theezaal kwam, voelde ze nog sterker hoe vervelend het was dat er geen gezelschap was om zich bij aan te sluiten, geen kennis om een beroep op te doen, geen heer om hen te helpen. Meneer Allen was nergens te zien en nadat ze vergeefs hadden gezocht naar een geschiktere plaats, konden ze niet anders doen dan aan het uiteinde van een tafel gaan zitten waaraan zich al een groot gezelschap had neergezet, zonder daar ook maar iets te doen te hebben of iemand anders om mee te praten dan elkaar.

Zodra ze zaten, feliciteerde mevrouw Allen zichzelf met het feit dat ze beschadiging aan haar jurk had weten te voorkomen. ‘Wat zou het vreselijk zijn geweest als er een scheur in was gekomen,’ zei ze, ‘vind je niet? Het is zo’n tere mousseline. Wat mij betreft heb ik in de hele zaal niets gezien wat ik even mooi vind, neem dat maar van mij aan.’

‘Wat is het toch vervelend,’ fluisterde Catherine, ‘dat hier niemand is die we kennen!’

‘Ja, lieve kind,’ antwoordde mevrouw Allen met volmaakte kalmte, ‘dat is inderdaad erg vervelend.’

‘Wat zullen we doen? De heren en dames aan deze tafel kijken alsof ze zich afvragen wat we hier te zoeken hebben. We lijken ons aan hun gezelschap op te dringen.’

‘Ja, daar lijkt het wel op. Dat is zeer onaangenaam. Ik wilde dat we hier veel kennissen hadden.’

‘Al hadden we er maar één; dan zouden we die op kunnen zoeken.’

‘Dat is waar, lieve kind, en als we iemand kenden, zouden we ons onmiddellijk bij deze persoon aansluiten. Vorig jaar waren de Skinners hier; ik wilde dat ze hier nu waren.’

‘Zouden we onder deze omstandigheden niet beter weg kunnen gaan? Hier is geen thee voor ons, ziet u.’

‘Inderdaad, er is niets meer. Wat een ergernis! Maar ik denk dat we beter even kunnen blijven zitten, want je wordt zo heen en weer geduwd in zo’n menigte! Hoe ziet mijn hoofd eruit, lieve kind? Iemand gaf me een duw waardoor ik mij verwond heb, ben ik bang.’

‘Nee, integendeel, het ziet er goed uit, maar, lieve mevrouw Allen, weet u zeker dat er in deze mensenmassa niemand is die u kent? U moet toch iemand kennen, denk ik.’

‘Niemand, geloof me. Was het maar zo. Ik wens met heel mijn hart dat ik hier een groot aantal kennissen had, dan zou ik zorgen dat je een partner kreeg. Ik zou zo blij zijn als je kon dansen. Daar loopt een vrouw die er vreemd uitziet! Wat een rare jurk heeft ze aan! Hoe ouderwets! Moet je die rug zien!’

Even later werd hun thee aangeboden door een van hun buren. Die werd dankbaar geaccepteerd en leidde tot een lichte conversatie met de heer die hem had aangeboden, het enige moment van de avond waarop iemand met hen sprak, tot meneer Allen hen vond en zich bij hen voegde toen de dans afgelopen was.

‘Zo, juffrouw Morland,’ zei hij meteen, ‘ik hoop dat u een prettige dansavond hebt gehad.’

‘Ja, heel prettig’, antwoordde ze, terwijl ze tevergeefs een grote geeuw probeerde te verbergen.

‘Ik wilde dat ze had kunnen dansen’, zei zijn vrouw. ‘Ik wilde dat we een partner voor haar hadden kunnen vinden. Ik heb al gezegd hoe blij ik zou zijn als de Skinners hier deze winter waren in plaats van de vorige, of als de familie Parry was gekomen, zoals ze eens zeiden, dan had ze met George Parry kunnen dansen. Het spijt me zo dat ze geen partner heeft gevonden.’

‘De volgende keer gaat het vast beter’, zei meneer Allen troostend.

Nadat de dans afgelopen was, begon het gezelschap zich te verspreiden - voldoende om het de achterblijvers mogelijk te maken enigszins comfortabel rond te lopen. Dit was het moment voor een heldin die nog geen erg opvallende rol had gespeeld in de gebeurtenissen van de avond om opgemerkt en bewonderd te worden. Doordat de menigte elke vijf minuten verder uitdunde, kregen haar charmes steeds meer kansen.