Ik weet het niet. Wat moet je dan doen?” [63]

“Doen? Je zegt eenvoudig tegen een jongen, dat je nooit iemand anders hebben wilt dan hem, nooit, nooit, nooit—en dan geef je hem een zoen. Iedereen kan het doen.”

“Een zoen? Waarom geef je elkaar een zoen?”

“Wel, weet je—wel—omdat.... ze dat allemaal doen.”

“Alle menschen?”

“Ja, alle menschen die van elkaar houden. Weet je nog wel wat ik van morgen op mijn lei geschreven heb?”

“Ja—a.”

“Wat was het?”

“Dat zeg ik je niet.”

“Dan zal ik het je zeggen.”

“Dat is goed,—maar op een anderen keer.”

“Neen, nu.”

“Neen, nu niet, maar morgen.”

“O, als je blieft, nu Becky. Ik zal het zoo zachtjes zeggen, dat je het bijna niet hooren kunt.”

Becky aarzelde en Tom zag het stilzwijgen voor toestemmen aan. Hij sloeg zijn arm om haar middel en fluisterde haar de oude geschiedenis in ’t oor, terwijl hij er bijvoegde:

“Nu moet je het mij ook influisteren,—precies hetzelfde.”

Zij zweeg een oogenblik en sprak toen:

“Keer je gezicht naar den anderen kant, zoodat je mij niet zien kunt, dan zal ik het doen. Maar je moogt het niemand vertellen. Beloof je me dat op je woord van eer?”

“Ja. Kom zeg het nu, Becky.”

Hij keerde zijn gezicht on. Zij boog zich schroomvallig naar hem toe, zoo dicht dat hij haar adem onder zijn krulhaar voelde en fluisterde: [64]

“Ik—houd—dol—van je.”

Toen sprong zij weg en liep on de lessenaar en banken heen en Tom achter haar aan, totdat zij zich eindelijk in een hoek verschanste en haar wit schortje over haar gezichtje trok. Tom pakte haar om den hals en zei smeekend:

“Nu, Becky, is het klaar behalve de zoen. Wees daar maar niet bang voor, dat is niets. Toe, Becky.”

En met deze woorden trok hij aan haar boezelaar, totdat deze langzaam naar beneden gleed en zij zich met gloeiende wangen aan de operatie onderwierp. Tom zoende de roode lipjes en zei:

“Nu is het geheel en al in orde, Becky. En nu weetje vooreens en voorgoed, dat je van niemand anders dan van mij moogt houden en met niemand dan met mij moogt trouwen; neen, nooit, nooit. Beloof je dat?”

“Ja, ik zal van niemand anders houden dan van jou, Tom. Maar jij moogt ook met niemand anders trouwen dan met mij.”

“Natuurlijk. Dat spreekt vanzelf. En nu hoort er ook bij, dat je bij het naar school of naar huis gaan met me wandelt, ten minste als niemand het ziet, en dat bij feestjes jij mij en ik jou kies. Dat doen geëngageerde menschen altijd.”

“Dat vind ik heel aardig. Ik had er nog nooit van gehoord.”

“O, het is zoo prettig. Toen ik met Amy Lawrence...”

De groote oogen van Becky zeiden Tom, dat hij een flater begaan had, en hij hield verlegen op.

“O, Tom! Dus is het niet de eerste keer, dat je geëngageerd bent?”

Het kind begon te schreien, en Tom zeide: [65]

“Och, schrei niet, Becky; ik geef niets meer om haar.”

“Ja, dat doe je wel, Tom,—ik weet, dat je het wel doet.”

Tom trachtte zijn arm on haar hals te slaan, doch zij duwde hem terug en wendde schreiend haar gelaat naar den muur. Tom beproefde het, onder het spreken van allerlei vleiende woordjes, nogmaals, maar met hetzelfde gevolg. Toen werd hij boos en rende met groote stappen de deur uit.

Een poosje bleef hij met een onrustig hart buiten staan, wierp nu en dan een blik naar de deur, in de hoop dat zij berouw krijgen en naar hem toe zou komen, maar zij kwam niet. Toen begon hij te denken, of hij ook ongelijk kon hebben. Het was een harde strijd on de eerste pogingen tot toenadering te doen, doch hij vermande zich en trad de school binnen. Zij stond nog in denzelfden hoek, snikkende, met haar gelaat tegen den muur. Diep ontroerd ging Tom naar haar toe en bleef een oogenblik voor haar staan, zonder eigenlijk te weten wat hij zeggen moest. Toen sprak hij aarzelend:

“Becky—ik—ik geef om niemand dan om jou.” Geen antwoord;—niets dan snikken.

“Becky, waarom spreek je niet?”

Hevige snikken.

Tom haalde zijn grootste schat voor den dag, een koperen knop van een schelkoord, hield haar dien voor en zeide:

“Becky, die is voor jou; neem hem, als je blieft.”

Zij smeet het geschenk op den grond. Toen stapte Tom de deur uit en ijlde naar buiten, naar de heuvelen, om dien dag niet meer naar school terug te keeren.

Nauwelijks was hij verdwenen, of Becky gevoelde berouw. [66]Zij liep naar de deur, doch Tom was niet meer in het gezicht. Zij ijlden over de speelplaats: ook daar was hij niet.